Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 december 2019 in de zaak tussen
[verzoeker] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
De aard en de ernst van het misdrijf.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2019 uitspraak gedaan over het verzoek van een 31-jarige man met de Marokkaanse nationaliteit, die zijn hele leven in Nederland heeft gewoond. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had zijn verblijfsvergunning ingetrokken vanwege zijn strafblad, dat meerdere veroordelingen voor misdrijven omvatte. De man had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening om de werking van het besluit op te schorten tot vier weken na de beslissing op bezwaar. Tijdens de zitting op 26 november 2019 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoeker en de verweerder afgewogen, waarbij werd gekeken naar de spoedeisendheid van het verzoek en de gevolgen van de intrekking van de verblijfsvergunning voor de verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om de verblijfsvergunning in te trekken, gezien de ernst van de misdrijven die de verzoeker had gepleegd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de verzoeker niet zwaarder wogen dan de belangen van de staat, en dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd was met het recht op privé- en gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning waarschijnlijk stand zal houden in de bezwaarprocedure. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze beslissing.