Uitspraak
REchtbank DEN Haag
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 december 2019 in de zaken tussen
te [vestigingsplaats] (gemachtigde: [A] ),
2. de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels(hierna: Vogelbescherming),
te [vestigingsplaats] (gemachtigde: mr. A.I. Doesburg),
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder
het bestuur van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland, te [vestigingsplaats] (hierna ook: de faunabeheereenheid;
Procesverloop
9 november 2023’ (hierna ook: het faunabeheerplan) goedgekeurd.
Overwegingen
Inleiding
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de door (onder meer) de NMF en de Vogelbescherming ingediende bezwaren tegen het besluit tot goedkeuring van het faunabeheerplan, ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder zich aangesloten bij het advies van de bezwarencommissie van de provincie Zuid-Holland. In dat advies is (samengevat) overwogen dat een voldoende onderbouwing is gegeven dat de uitvoering van het faunabeheerplan niet leidt tot een verslechtering van de staat van instandhouding van de smient. De handhaving van het vastgestelde quotum van 6.500 smienten dat op jaarbasis mag worden afgeschoten is voldoende gewaarborgd. Verder bevat het faunabeheerplan een voldoende onderbouwing waaruit blijkt dat er in de gehele provincie Zuid-Holland een concrete dreiging is van belangrijke schade aan landbouwgewassen door smienten. Volgens de bezwarencommissie hebben de bezwaarmakers niet aannemelijk gemaakt dat afschot niet bijdraagt aan het verminderen van schade aan landbouwgewassen, en evenmin dat er een andere oplossing (zoals preventieve maatregelen in de vorm van bijvoorbeeld menselijke aanwezigheid, vlaggen, knalapparatuur, ballonnen of neproofvogels) voor handen is. Ten slotte is volgens de bezwarencommissie in het faunabeheerplan voldoende omschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de Natura 2000-gebieden. Indien deze gebieden zijn aangewezen voor (onder meer) smienten, zal daar niet worden opgetreden, en in de directe omgeving van gebieden die voor smienten zijn aangewezen wordt slechts opgetreden op basis van een uitvoeringsplan van de desbetreffende wildbeheereenheid dat aan de faunabeheereenheid is voorgelegd.
In de paragrafen 7.2 en 7.3 van het plan is neergelegd dat blijkens de populatiedynamische gegevens, de smient nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven. Ook wordt het natuurlijk verspreidingsgebied niet kleiner en is plausibel dat er een voldoende grote habitat zal blijven bestaan. Derhalve wordt voldaan aan de wettelijke criteria voor een gunstige staat van instandhouding. Wat betreft de invloed van de schadebestrijding op de staat van instandhouding wordt in het faunabeheerplan geconcludeerd dat het aantal smienten aanvankelijk is toegenomen en na een stabilisatieperiode tien jaar is afgenomen. Desondanks is volgens het faunabeheerplan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding.
6.6 Ten einde duidelijkheid te verkrijgen over de (mogelijke) effecten van afschot op de populatiegrootte van de smient heeft de rechtbank na de zitting enkele vragen gesteld aan de Sovon. De Sovon heeft deze door de rechtbank gestelde vragen (hieronder cursief weergegeven) als volgt beantwoord.
Hiermee kunnen wij ons verenigen. De beschikbare wetenschappelijke studies geven momenteel iets meer steun aan de hypothese dat afschot van eenden een additief effect heeft op de jaarlijkse sterfte dan aan de hypothese van volledige compensatie, maar het beeld is verre van eenduidig. Ook betreffen de beschikbare studies andere soorten eenden dan de smient, zij het soorten met een tamelijk sterk overeenkomende ecologie en
life history.
Vraag 3: in winterseizoenen 2017/2018 en 2018/2019 heeft in Noord- en Zuid-Holland als gevolg van rechterlijke uitspraken niet of nauwelijks afschot van smienten plaatsgevonden. Valt er op basis van recente gegevens al iets te zeggen over de populatieontwikkeling van smienten in het westelijk deel van Nederland gedurende de laatste twee winterseizoenen?Antwoord: Hierover valt nog niets definitiefs te zeggen.
Omdat de beroepen gegrond zijn zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan NMF en Vogelbescherming het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
mr. dr. M.K.G. Tjepkema, leden, in aanwezigheid van mr. A. Pol, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2019.
deze uitspraak mede te ondertekenen. voorzitter
Rechtsmiddel
30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn)
(…)
gunstige staat van instandhouding van een soort: staat van instandhouding van een soort waarvoor geldt dat:
a. uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en
staat van instandhouding van een soort:effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en grootte van de populaties van die soort op het grondgebied, bedoeld in artikel 2 van de Habitatrichtlijn.
Provinciale staten kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van verboden als bedoeld in artikel 3.1 of artikel 3.2, zesde lid, ten aanzien van vogels van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van hun nesten, rustplaatsen of eieren.
a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing;
b. zij is nodig:
(…)
3º. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij of wateren;
(…)
c. de maatregelen leiden niet tot verslechtering van de staat van instandhouding van de desbetreffende soort.
Het faunabeheerplan wordt ten behoeve van een planmatige en doelmatige aanpak van het faunabeheer onderbouwd door trendtellingen van de populaties van in het wild levende dieren in het gebied waarop het faunabeheerplan van toepassing is.
Het faunabeheerplan behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie waarin de faunabeheereenheid werkzaam is.
In bijlage 2 bij de Verordening is de smient aangewezen.