ECLI:NL:RBDHA:2019:12836
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
Op 2 december 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking van rechter G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard afgewezen. Verzoeker, die bij de zitting op 7 oktober 2019 werd bijgestaan door een advocaat, had het wrakingsverzoek ingediend op 24 oktober 2019, 17 dagen na de zitting. Hij gaf een redelijke verklaring voor deze termijn, aangezien hij zijn voornemen tot wraking al twee dagen na de zitting had kenbaar gemaakt. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tijdig was ingediend en ging over tot een inhoudelijke beoordeling.
Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat deze telefonisch contact had opgenomen met de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die niet ter zitting was vertegenwoordigd. Verzoeker vond dat de rechter de behandeling van de zaak had moeten aanhouden om de Belastingsamenwerking de kans te geven om aanwezig te zijn. De wrakingskamer oordeelde echter dat het enkele feit dat de griffier contact had gehad met de Belastingsamenwerking geen vooringenomenheid van de rechter opleverde. Bovendien had verzoeker zelf niet verzocht om aanhouding van de zaak.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren die de schijn van partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. De rechter had kritische vragen gesteld, maar er was geen bewijs dat deze suggestief waren of dat er sprake was van vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.