ECLI:NL:RBDHA:2019:12790
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder het Dublin-systeem
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande man, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen op grond van het feit dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublin-verordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting, die plaatsvond op 14 november 2019 in Middelburg, heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl verweerder ook door een gemachtigde was vertegenwoordigd.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat Italië inderdaad verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Eiser heeft geprobeerd aan te tonen dat er omstandigheden zijn die zich verzetten tegen zijn overdracht aan Italië, door te verwijzen naar rapporten over de opvangsituatie in Italië. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rapporten die eiser aanhaalt, al eerder zijn beoordeeld en dat Italië voldoet aan zijn internationale verplichtingen. Bovendien heeft de rechtbank overwogen dat de persoonlijke situatie van eiser niet zodanig is dat deze een uitzondering op de Dublin-regels rechtvaardigt. Eiser behoort niet tot de kwetsbare asielzoekers en heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij na overdracht aan Italië in een onmenselijke situatie zal komen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J. Loonstra-Hoekstra. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.