ECLI:NL:RBDHA:2019:12790

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
nl19.25638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder het Dublin-systeem

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande man, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen op grond van het feit dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublin-verordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting, die plaatsvond op 14 november 2019 in Middelburg, heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl verweerder ook door een gemachtigde was vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat Italië inderdaad verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Eiser heeft geprobeerd aan te tonen dat er omstandigheden zijn die zich verzetten tegen zijn overdracht aan Italië, door te verwijzen naar rapporten over de opvangsituatie in Italië. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rapporten die eiser aanhaalt, al eerder zijn beoordeeld en dat Italië voldoet aan zijn internationale verplichtingen. Bovendien heeft de rechtbank overwogen dat de persoonlijke situatie van eiser niet zodanig is dat deze een uitzondering op de Dublin-regels rechtvaardigt. Eiser behoort niet tot de kwetsbare asielzoekers en heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij na overdracht aan Italië in een onmenselijke situatie zal komen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J. Loonstra-Hoekstra. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.25638
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening met kenmerk NL19.25639, plaatsgevonden op 14 november 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.
2. De vraag is of er omstandigheden zijn die zich verzetten tegen de overdracht van eiser aan Italië.
3. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [1] voldoet Italië aan de internationale verplichtingen tegenover Dublinclaimanten. Eiser heeft zich in dit verband beroepen op een aantal rapporten die betrekking hebben op de algemene situatie van de opvang in Italië. Het AIDA-landenrapport over Italië van 16 april 2019 is echter al betrokken bij de eerdere uitspraken van de Afdeling. Het door eiser rapport van SFH/OSAR van 8 mei 2019 is al eerder door diverse zittingsplaatsen van deze rechtbank beoordeeld [2] .
4. Voor wat betreft de persoonlijke situatie van eiser overweegt de rechtbank dat de claim van Nederland is geaccepteerd door Italië waarmee Italië heeft toegezegd dat de asielaanvraag van eiser zal worden behandeld. De omstandigheid dat eiser na de afwijzing van zijn asielaanvraag jarenlang heeft moeten wachten op de uitkomst van zijn beroepsprocedure maakt dit niet anders. Over eventuele problemen met betrekking tot het kunnen voorzien in zijn levensonderhoud dient eiser te klagen in Italië.
Eiser behoort niet tot de categorie van de kwetsbare asielzoekers.
5. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij na overdracht aan Italië in een situatie zal komen te verkeren die in strijd is met artikel 4 van het Handvest [3] en artikel 3 van het EVRM [4] . Verweerder heeft niet kunnen overwegen dat niet is gebleken van bijzondere individuele omstandigheden die alsnog reden zouden moeten zijn om eiser in de nationale asielprocedure op te nemen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra-Hoekstra, griffier, op 14 november 2019.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1861
2.zie onder meer zittingsplaats Utrecht 21 juni 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:2874 en zittingsplaats Middelburg 31 juli 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:7967
3.het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden