ECLI:NL:RBDHA:2019:12514
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.E. Notermans
- Chr.A.J.F.M. Hensen
- R.C. Hartendorp
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor verdachte van voorbereiding opzettelijke brandstichting door gebrek aan opzet op gemeen gevaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de voorbereiding van opzettelijke brandstichting. De verdachte, geboren in 1989, had op 5 maart 2019 in Bergambacht dreigementen geuit aan de gemeente Krimpenerwaard, waarbij hij had aangegeven zichzelf in brand te willen steken met benzine. Tijdens de zitting op 20 augustus en 5 november 2019 heeft de officier van justitie, mr. N.J. Ros, gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 28 dagen geëist, met bijkomende vrijheidsbeperkende maatregelen. De raadsman, mr. H. Sytema, pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen. De verdachte had een fles met een ontbrandbare vloeistof in zijn auto, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op brandstichting in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte enkel de intentie had om zichzelf in brand te steken, wat op zich geen strafbaar feit is. Er was geen bewijs dat de verdachte met zijn handelingen een gemeen gevaar voor anderen of voor goederen in het leven had willen roepen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet was komen vast te staan dat hij de ontbrandbare vloeistof voor de voorbereiding van brandstichting had voorhanden gehad. De uitspraak benadrukt het vereiste van een dubbele opzet bij de voorbereiding van een misdrijf, wat in dit geval ontbrak.