Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 februari 2018, met producties 1 tot en met 66,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 8 van de Gemeente,
- het tussenvonnis van 16 mei 2018, waarin een comparitie van partijen is bevolen,
- de akte wijziging van eis in reconventie, met producties 9 tot en met 17 van de Gemeente,
- de akte overlegging producties van [eiseres] , met producties 67 tot en met 82,
- het B8-formulier, met productie 18 van de Gemeente,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens vermindering van eis in conventie, met producties 83 tot en met 94 van [eiseres] ,
- de brief van mr. Haest, met producties 95 en 96 van [eiseres] ;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt proces-verbaal van comparitie van 9 oktober 2018,
- de brief van mr. Haest van 25 oktober 2018, met een opmerking op het proces-verbaal,
- de brief van mr. Beelaerts van Blokland van 29 oktober 2018, met een aantal opmerkingen op het proces-verbaal.
2.De feiten
‘Hierbij een verzoek tot oplevering van het gehele project. 24-5/2017 om 13:00.’
Bij opdracht na 1 juni wordt er een nieuwe nulronde gedaan ter grootte van € 14.576,- Dit komt boven op de bovengenoemde prijs;’
‘Bijgaand de restpuntenlijst naar aanleiding van de opname van vrijdag jl.’
tijdens onze bespreking van 2 juni jl. dat het werk nog niet zou zijn opgeleverd. Dit standpunt is natuurlijk niet juist. Uw mail van 26 juni jl. zegt in dit kader al meer dan genoeg, nu daarin gesproken wordt over herstel van de opleverpunten. Wij hebben op 15 mei 2017 conform par. 24 lid 1 UAV-GC een verzoek ingediend (..) tot opleveren van het geheel project op 24-5-2017 conform de aangeleverde planning. (…) Wij hebben vanuit de opdrachtgever later het verzoek gekregen om op 2 juni 2017 op te leveren. Na deze ronde is het project goedgekeurd (met inachtneming van de opleverpunten) en aldus is per 2 juni 2017 opgeleverd. Voor de opleverpunten is een opleverpuntenlijst gemaakt conform par. 24 lid 7 UAV-GC, waarnaar u verwijst in uw mail van 26 juni jl.’
Boomplantgaten
Verdichting gazons fase 2
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
‘de opmerking van dhr. [C] tijdens onze bespreking van 2 juni jl. dat het werk nog niet zou zijn opgeleverd’. Daarmee staat voldoende vast dat de Gemeente aan het slot van de opname heeft verklaard dat zij het Werk niet aanvaardde vanwege de gebreken die [A] later in zijn op 6 juni 2017 toegestuurde lijst heeft genoteerd. Weliswaar heeft de Gemeente diezelfde lijst in haar correspondentie soms aangeduid als ‘restpuntenlijst’ of ‘opleverpuntenlijst’, maar anders dan [eiseres] stelt kan daaruit niet volgen dat er was opgeleverd. Daarmee kent [eiseres] een te zware betekenis toe aan de door [A] gekozen bewoordingen voor de lijst. Uit de hiervoor vermelde mededeling van [C] aan het slot van de opname van 2 juni 2017 volgt duidelijk dat de Gemeente het standpunt innam dat er nog niet was opgeleverd. Ook kan worden gewezen op het feit dat [A] onderaan zijn e-mail van 26 juni 2017 (waarin hij spreekt over ‘opleverpunten’) schrijft dat er inmiddels weer veel onkruid aanwezig is in de plantvakken en gazons en dat het verwijderen daarvan volgens de Gemeente ‘
tot aan de oplevering’door [eiseres] moet gebeuren, evenals het watergeven. In die mededeling valt eveneens te lezen – en [eiseres] had hieruit kunnen begrijpen – dat de Gemeente het Werk nog niet als opgeleverd beschouwde.
nog niet is voltooid. [A] koppelt het weigeren van termijn 13 dus aan het nog niet afgerond zijn van het Werk. De rechtbank leest in dit bericht niet met zoveel woorden terug dat de Gemeente termijn 13 pas betaalbaar zal stellen als het Werk zonder gebreken is. In dit verband is ook van belang dat termijn 13 niet de laatste (terug)betaling is, die nog openstond. Partijen zijn immers ook overeengekomen dat een bedrag ter hoogte van 5% van de aanneemsom wordt ingehouden als zekerheidstelling in de zin van § 38 lid 1 UAV-GC. Deze zekerheid dient voor de nakoming van de verplichtingen met betrekking tot de realisatie van het Werk en blijft op grond van § 38 lid 3 UAV-GC van kracht
tot en met de feitelijke datum van opleveringof totdat, als sprake is van kleine gebreken in de zin van § 24 lid 7, die kleine gebreken zijn hersteld (§ 38 lid 3 UAV-GC). De omstandigheid dat er naast termijn 13 (die wordt betaald als het Werk 100% gereed is) nog een zekerheidstelling openstond die van kracht blijft totdat het Werk is opgeleverd, ondersteunt dat de betaalbaarstelling van termijn 13 nog niet zonder meer impliceert dat het afgeronde Werk inhoudelijk is aanvaard (is opgeleverd).
‘Graag ontvangen we een verhardingsonderzoek van de bestaande asfalt- en funderingsconstructie. Waar dienen we van uit te gaan?
‘Bij deze nota van inlichtingen gevoegd als bijlage VS-B03-Rapport 95018742 Asfalt- en fundatierapportage’(het Fundatieonderzoek, rechtbank)
De Standaard R.A.W. bepalingen 2010, nader uit te werken in het bestek. De in de technische bepalingen aangeschreven omschrijvingen gaan vóór de Standaard R.A.W. bepalingen.
- i) Is er in de gazons in fase 2 rondom de Sportcampus minimaal 30 centimeter goede grond aangebracht?
- ii) Is de onderste 15 centimeter doorgewerkt met 15 centimeter van de ondergrond?
- iii) Zijn er binnen de eerste 45 centimeter geen storende lagen aanwezig?
- iv) Wat is de verdichting van de gazons?
- v) Voldoet de verdichting van de in 2017 door [eiseres] aangebrachte ondergrond voor de gazons in fase 2 aan de eis dat deze verdichting zodanig is, dat op die grond een levensvatbaar gazon kan worden aangebracht?
- vi) Zijn de gazons in fase 2 rondom de Sportcampus deugdelijk en voldoende levensvatbaar? Zo nee, op welke plekken niet?
- vii) Kunt u, indien de gazons naar uw oordeel (op plekken) niet deugdelijk en voldoende levensvatbaar zijn, toelichten of en in hoeverre dit het gevolg is van de verdichting van de ondergrond?
- viii) Wat zijn – indien de verdichting van de grond naar uw oordeel op plekken ondeugdelijk is de herstelkosten om de verdichting van de grond zodanig te herstellen, dat deze aan de eisen van de Overeenkomst voldoet en daarop een deugdelijk en voldoende levensvatbaar gazon kan groeien?
- ix) Kunt u bij de beantwoording van de vragen (i) en met (viii) ook ingaan op de omstandigheid dat bij de opbouw van een festival in mei 2017 op plekken schade is toegebracht aan het net aangelegde terrein? Kunt u met name toelichten of en zo ja, in hoeverre er een verband bestaat tussen deze schade en verstoringen in de aangebrachte ondergrond en de gazons?
- VTW 8b (puin) en VTW 73 (pollers) worden bij eindvonnis afgewezen;
- Termijn 13, VTW 8a (puin), VTW 70 en 75 (teerhoudend afval), VTW 85 (stelpost) en VTW 84 (afvoer slakken) moeten in beginsel door de Gemeente worden betaald;
- de zekerheidstelling van 5% is nog niet opeisbaar;
- of en in hoeverre de Gemeente de bovenstaande termijnen en zekerheidstelling moet (terug)betalen hangt af van de uitkomst van de vraag in hoeverre de Gemeente (in reconventie) een verrekenbare tegenvordering heeft;
- ten aanzien van VTW 51 (HTM) moet
- ten aanzien van VTW 29 (verplaatsing Cunet) moet
- de vordering in verband met de inboet (3.6.6) wordt bij eindvonnis afgewezen;
- de minderkosten voor VTW 9 (3.6.3) zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 31.667,28 (exclusief btw), voor het overige worden de gevorderde kosten bij eindvonnis afgewezen;
- ten aanzien van de vorderingen in verband met het (niet) maaien van de gazons en het (niet) onkruidvrij maken (3.6.5) moet
- ten aanzien van de boomplantgaten en de verdichting van de gazons (3.6.1 en 3.6.2) zal een deskundige worden benoemd;
- de beoordeling van de vordering in verband met de werkzaamheden van BAM op de HTM kruising (3.6.4) wordt aangehouden in afwachting van de nadere informatieverstrekking in het kader van VTW 51 (HTM) in conventie.
5.De beslissing
27 maart 2019voor het nemen van:
- een
- een
27 maart 2019voor het nemen van:
aktedoor
de Gemeentevoor het verstrekken van een nadere onderbouwing van de kosten voor het maaien van de gazons en het onkruidvrij maken van het terrein (zie 4.79 en 4.83); na ontvangst van de akte mag [eiseres] zes weken later bij antwoordakte reageren;
akteaan de zijde van
beide partijen, waarin partijen zich moeten uitlaten over de te benoemen deskundige en de door de rechtbank voorgestelde vraagstelling (zie 4.68 tot en met 4.70 en 4.91);