ECLI:NL:RBDHA:2019:12272

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
C/09/582127 / KG RK 19-1434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure over besluiten Vereniging van Eigenaars

In deze zaak hebben verzoekers, wonende te Den Haag, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. B.C. Vink, rechter bij de Rechtbank Den Haag. De verzoekers waren van mening dat de rechter vooringenomen was, omdat deze een verzoek tot uitstel en een verzoek tot schorsing ter zitting had afgewezen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechterlijke beslissingen niet inhoudelijk konden worden getoetst, gezien het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen blijk van vooringenomenheid was in de beslissingen van de rechter, en dat de rechter zijn taak correct had uitgevoerd door de standpunten van de procespartijen te kwalificeren.

De wrakingsprocedure vond plaats op 18 november 2019, waarbij de wrakingskamer de argumenten van de verzoekers en de reactie van de rechter heeft overwogen. De verzoekers stelden dat zij niet gelijkmatig door de rechter waren behandeld en dat zij niet de kans hadden gekregen om adequaat te reageren op het verweerschrift. De wrakingskamer oordeelde echter dat de rechter niet partijdig had gehandeld en dat de verzoekers geen concrete aanknopingspunten hadden aangedragen die de schijn van vooringenomenheid zouden rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2019/61
zaak- /rekestnummer: C/09/582127 / KG RK 19/1434
Beslissing van 18 november 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker sub 1] ,
[verzoeker sub 2] en
[verzoeker sub 3, tevens gemachtigde] ,
allen wonende te Den Haag,
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde: [verzoeker sub 3, tevens gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. B.C. Vink,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
Vereniging van eigenaars [complex] (hierna ook: de VVE),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
gemachtigde: J.C. Choi,
[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ,
gemachtigde: mr. Y.H. van Ballegooijen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 2 oktober 2019 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 28 oktober 2019;
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is de rechter verschenen. Verzoekers onder wie [verzoeker sub 3, tevens gemachtigde] zijn niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 7485833 RP VERZ 19-50037 tussen verzoekers en de VVE. In deze zaak hebben verzoekers
zich op het standpunt gesteld dat de besluiten die zijn genomen in de algemene ledenvergadering van december 2018 moeten worden vernietigd. Volgens verzoekers zijn alle besluiten nietig en dienen deze individueel gezien vernietigd te worden. Twee dagen voor de zitting is namens verzoekers een uitstelverzoek gedaan om kennis te kunnen nemen van het verweerschrift. De rechter heeft dit verzoek ter zitting van 2 oktober 2019 afgewezen. In het licht van de bevoegdheid van de kantonrechter, heeft de rechter bij verzoekers geïnformeerd naar de grondslag van het verzoek; nietigheid of vernietigbaarheid van de besluiten. De rechter heeft vervolgens een schorsing, waar verzoekers om hadden verzocht, niet toegestaan. Verzoekers hebben daarop – na kort overleg – de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoekers vinden, blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, dat zij partijdig en niet gelijkmatig door de rechter zijn behandeld. Het wrakingsverzoek is ten eerste gegrond op de omstandigheid dat verzoekers niet op het verweerschrift met 300 pagina’s aan producties hebben kunnen reageren omdat het verzoek tot uitstel niet is gehonoreerd door de rechter. Ten tweede zijn verzoekers het niet eens met de door de rechter aan de orde gestelde inhoudelijke discussie over de nietigheid, dan wel de vernietigbaarheid van de besluiten. Ten slotte heeft de rechter verzoekers ten onrechte niet de gelegenheid gegeven om ter zitting gedurende een schorsing met elkaar te overleggen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten. Hij heeft op het verzoek gereageerd en zijn reactie ter zitting toegelicht. Die reactie en toelichting worden hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Wrakingsverzoek gericht tegen de (processuele) beslissingen op het uitstel- en schorsingsverzoek
3.2.
De wrakingskamer overweegt dat de juistheid van rechterlijke (processuele) beslissingen alleen kan worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter en deze niet dient als een verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt daarom geen oordeel toe over de juistheid van (tussen)beslissingen of over verzuimen om daarop te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er evenzeer tegen dat de motivering van een beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
Verzoekers vinden de rechter vooringenomen omdat deze een – in de ogen van verzoekers – onjuiste beslissing heeft genomen op het verzoek tot uitstel. Uit het proces-verbaal blijkt dat de rechter ter zitting heeft geoordeeld dat, nu er geen sprake is van een fatale termijn voor het indienen van stukken, er mede gelet op de (geringe) omvang van het verweerschrift, niet is gehandeld in strijd met de goede procesorde. Verder heeft de rechter gedurende de zitting, ondanks een daartoe strekkend verzoek van verzoekers, een schorsing niet toegestaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de wrakingskamer deze beslissingen niet inhoudelijk toetsen en ziet zij in de genoemde beslissingen van de rechter en de motivering daarvan, geen blijk van vooringenomenheid, zodat geen grond bestaat voor toewijzing van het wrakingsverzoek op deze punten.
Wrakingsverzoek gericht tegen het doorvragen ter zitting
3.3.
Uit het proces-verbaal van 2 oktober 2019 blijkt dat de rechter ter zitting de grondslag van het verzoek aan de orde heeft gesteld. Mede in het licht van het verweer van de VVE en om zich een oordeel te kunnen vormen over de bevoegdheid van de kantonrechter, heeft de rechter hierover verduidelijking van verzoekers gevraagd. De wrakingskamer is van oordeel dat deze grond evenmin tot (een objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid jegens verzoekers kan leiden. Het is immers juist de taak van de rechter om de standpunten en argumenten van de procespartijen juridisch te kwalificeren en die in het juiste juridische kader te plaatsen. Concrete aanknopingspunten dat de rechter buiten de rechtsstrijd tussen partijen is getreden en daarmee dan tevens de schijn van vooringenomenheid zou hebben gewekt, is evenmin gebleken. Daarom wordt het verzoek in zoverre eveneens afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekers p/a de gemachtigde [verzoeker sub 3, tevens gemachtigde] ;
• verweerder in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. T.A. de Hek, M. Nijenhuis en S.M. Krans, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Noorlander en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.