ECLI:NL:RBDHA:2019:12147
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid en veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Ghanese vrouw, die haar asielaanvraag had ingediend op 21 september 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft haar aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat Ghana een veilig land van herkomst is. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om haar uitzetting te verbieden totdat op haar beroep is beslist. Tijdens de zitting op 30 oktober 2019 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting gesloten.
Eiseres heeft aangevoerd dat het gehoor niet zorgvuldig is afgenomen, omdat zij niet in haar moedertaal is gehoord en de tolk fouten heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt echter dat, hoewel verweerder de elementen van haar relaas geloofwaardig heeft geacht, dit niet voldoende is voor asielbescherming. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij bij terugkeer naar Ghana vreest voor vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De wens van haar familie dat zij priesteres wordt, geuit in een droom, is niet voldoende om een gegronde vrees voor vervolging aan te tonen.
Daarnaast heeft eiseres betoogd dat verweerder in strijd met de Terugkeerrichtlijn geen schorsende werking aan haar beroep heeft toegekend. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de juiste procedure heeft gevolgd en dat de eis om een verzoek om voorlopige voorziening in overeenstemming is met de Europese regelgeving. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.