ECLI:NL:RBDHA:2019:1205
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afhankelijk verblijfsrecht van minderjarige bij Unieburgers in Nederland
In deze zaak gaat het om een 12-jarig meisje van Kameroense nationaliteit, eiseres, die samen met haar moeder in Nederland verblijft. De moeder heeft een verblijfsdocument op grond van de Vreemdelingenwet 2000, terwijl de halfzusjes van eiseres de Spaanse nationaliteit hebben en Unieburgers zijn. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet ten laste komt van haar halfzusjes, maar dat zij wel inwoont bij hen. De rechtbank volgt de uitleg van de staatssecretaris niet dat inwonen afhankelijkheid impliceert. De rechtbank concludeert dat het verbreken van de relatie tussen eiseres en haar halfzusjes gevolgen heeft voor de Unieburgers, en dat eiseres daarom een aan het Unierecht ontleend afhankelijk verblijfsrecht in Nederland heeft. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en de staatssecretaris is opgedragen een nieuw besluit te nemen.