ECLI:NL:RBDHA:2019:11882
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.P. Hameete
- I. Bouter
- J.F. Frankruijter
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag wegens betrokkenheid bij criminele activiteiten in Nigeria
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag was afgewezen op grond van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag, omdat de eiser betrokken was bij een Nigeriaanse bende en daarmee een gevaar vormde voor de openbare orde. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel en voorzienbaar risico was op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Nigeria, aangezien de Nigeriaanse overheid niet geloofwaardig was in haar intentie om de eiser strafrechtelijk te vervolgen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning asiel en dat het inreisverbod voor de duur van tien jaar terecht was opgelegd. De rechtbank verwierp ook de stelling van de eiser dat zijn homoseksualiteit niet geloofwaardig was, en concludeerde dat de verklaringen van de eiser inconsistent waren en niet voldoende bewijs boden voor zijn vrees voor vervolging in Nigeria. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.024,-.