Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 31 oktober 2019 in de zaak tussen
[eiseres] , gevestigd te [vestingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
zijn gebleven. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat de tijdens het bestaan van [vennootschap] niet verrekende verliezen na haar ontbinding verloren zijn gegaan. Daarmee heeft eiseres naar de tekst van de wet recht op het nemen van liquidatieverlies.
indien de compensabele verliezen van het ontbonden lichaam de onderneming volgen, zoals in het buitenland wel voorkomt; het recht op verliescompensatie is dan immers nog niet verloren gegaan; de situatie lijkt alsdan sterk op verkoop van een deelneming, de voorgestelde behandeling sluit daarbij aan.
Ook in gevallen waarin de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam recht kan doen gelden op enigerlei fiscale tegemoetkoming (soms blijven de compensabele verliezen van de geliquideerde dochter beschikbaar voor nieuwe activiteiten van de moeder), is er in beginsel geen reden de regeling voor liquidatieverliezen toe te passen. Ik kan mij echter voorstellen dat de omvang van de tegemoetkoming gering is vergeleken met de omvang van het liquidatieverlies. Onverkorte toepassing van de voorgestelde wettelijke regeling zou dan bijzonder hard aankomen. Ik stel dan ook voor in dergelijke situaties met toepassing van de hardheidsclausule het liquidatieverlies toch geheel of ten dele in aanmerking te nemen."
waarbij de buitenlandse fiscus de verliezen meegeeften waarbij vervolgens de moeder de lege huls liquideert en een liquidatieverlies claimt. Doel en strekking van de wet brengen immers met zich dat er
geen reden is voor het in aanmerking nemen van een liquidatieverlies in het geval de investering in de (activiteiten van de) dochter geen einde neemt, dan wel de door de dochter geleden verliezen op enigerlei andere wijze nog tot verrekening kunnen komen. Welnu, in het gegeven voorbeeld stuit men op beide criteria:
Het in aanmerking nemen van een liquidatieverlies in situaties waarin de mogelijkheden tot verrekening van de door de dochter geleden verliezen niet verloren gaanen het verschijnsel Holland-routing acht ik in strijd met de bedoeling van de regeling. Tegen deze verschijnselen is mijn wetsvoorstel dan ook specifiek gericht.”
Wel meen ik dat die aftrekmogelijkheid beperkt moet blijven tot die gevallen waarin de activiteiten van de buitenlandse dochter daadwerkelijk door het concern worden beëindigd en er sprake is van een verlies dat niet elders in aanmerking kan worden genomen. In verband daarmee heb ik een aantal aanscherpingen van de thans bestaande regeling voorgesteld waarmee wordt voorkomen dat alhier verliezen in aftrek worden gebracht die in werkelijkheid niet zijn geleden of waarvoor men in het land waar het geliquideerde lichaam is gevestigd
verliescompensatie behoudt.”