ECLI:NL:RBDHA:2019:11872
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugkeer van een 68-jarige man naar Suriname in het kader van verblijfsvergunning en humanitaire gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een 68-jarige man van Surinaamse nationaliteit, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning regulier op basis van humanitaire gronden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de man geen machtiging tot voorlopig verblijf had en geen vrijstelling van het mvv-vereiste kon krijgen. De rechtbank ontving het beroepschrift op 3 juni 2019 en het verzoek om een voorlopige voorziening werd ingediend om de uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 15 oktober 2019 werd de man bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd dat de terugkeer naar Suriname geen 'certain degree of hardship' met zich mee zou brengen, gezien de hoge leeftijd van de man en zijn beperkte sociale vaardigheden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet zorgvuldig had afgewogen of de man in staat zou zijn om zich in Suriname te vestigen, vooral gezien zijn langdurige verblijf in Nederland en het feit dat hij geen familie of middelen van bestaan in Suriname had.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de omstandigheden van de man, waaronder het recente overlijden van zijn moeder. De rechtbank wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep inmiddels was beslist. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de man, die op € 1.536,- werden vastgesteld.