ECLI:NL:RBDHA:2019:11869
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.E.J.M. Gielen
- M.J.S. Kempers
- Rechtspraak.nl
Terugverwijzing van asielaanvraag van Iraakse nationaliteit met onvoldoende onderbouwd nieuw asielmotief
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Iraakse nationaliteit. De rechtbank beoordeelde de aanvraag van de eiser tot verlening van een verblijfsvergunning, die eerder was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had eerder een uitspraak gedaan waarin het beroep van de eiser gegrond werd verklaard, maar deze uitspraak werd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank. Tijdens de zitting op 21 augustus 2019 werd de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, en de rechtbank moest nu de zaak opnieuw beoordelen binnen de grenzen van het geding.
De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn nieuwe asielmotief onvoldoende concreet had aangevoerd. De eiser had gesteld dat hij bedreigd werd vanwege zijn interesse in het christelijke geloof, maar de rechtbank vond dat hij dit niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank wees erop dat de eiser geen concrete informatie had verstrekt over zijn contacten met christelijke vrienden en dat de documenten die hij had overgelegd niet op echtheid konden worden gecontroleerd. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een kwetsbare minderheid was en dat hij evident bescherming nodig had.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond, omdat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te staven en dat de door hem overgelegde documenten niet konden dienen als onderbouwing van zijn relaas. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.