ECLI:NL:RBDHA:2019:11627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
C/09/581218 / KG RK 19-1355
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de kantonrechter in een civiele procedure

Op 4 november 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het verzoek tot wraking was ingediend op 7 oktober 2019, maar de omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen, waren de verzoeker al bekend sinds respectievelijk 5 december 2018, 10 januari 2019 en 3 juli 2019. De verzoeker heeft geen redelijke verklaring gegeven voor het lange tijdsverloop tussen het bekend worden van deze omstandigheden en het indienen van het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker in eerdere correspondentie met de kantonrechter niet expliciet de onpartijdigheid van de kantonrechter in twijfel had getrokken, noch had hij eerder om wraking verzocht. De verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij niet op de hoogte was van de juiste procedure en dat hij dacht dat een wrakingsverzoek op elk moment kon worden ingediend, zolang er nog geen einduitspraak was gedaan. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat een gebrek aan juridische kennis geen aanvaardbaar excuus is voor het late indienen van het verzoek.

De wrakingskamer heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer: 2019/58
Zaak- / rekestnummer: C/09/581218 / KG RK 19/1355
Beslissing van 4 november 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. P.M. Frinking,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
- Titan Television B.V. en zijn gemachtigde mr. T. Haneveld / mr. T.J.W.M. Stals van Das Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 7 oktober 2019;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 11 oktober 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 21 oktober 2019 is verzoeker verschenen. De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen. Namens belanghebbende is – hoewel men behoorlijk is opgeroepen – niemand verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 7229274 / CV EXPL 18-4110 tussen verzoeker en de belanghebbende Titan Television B.V.
In deze procedure heeft op 5 december 2018 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarna de kantonrechter op 10 januari 2019 een tussenvonnis heeft gewezen. Op 3 juli 2019 heeft vervolgens een getuigenverhoor plaatsgevonden.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek tot wraking en zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Naar de mening van verzoeker was de kantonrechter partijdig tijdens de zitting van 5 december 2018, in zijn tussenvonnis van 10 januari 2019 en tijdens het getuigenverhoor op 3 juli 2019.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Het wrakingsverzoek moet volgens artikel 37 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven, zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op respectievelijk 5 december 2018, 10 januari 2019 en 3 juli 2019. Het wrakingsverzoek is gedaan op 7 oktober 2019.
Voor het lange tijdsverloop is door verzoeker geen redelijke verklaring gegeven.
Verzoeker heeft ter zitting van 21 oktober 2019 gezegd dat hij reeds in eerdere brieven aan de kantonrechter heeft aangegeven dat hij de kantonrechter, onder verwijzing naar artikel 6 van het EVRM, partijdig vond, maar dat hij daar niets op heeft vernomen. Hij heeft daarbij verwezen naar zijn brief van 12 juli 2019 aan de kantonrechter.
De wrakingskamer constateert dat verzoeker in de door hem genoemde brief van 12 juli 2019 artikel 6 van het EVRM heeft genoemd in het kader van zijn recht een getuige te laten horen. In voornoemde brief heeft hij niet expliciet de onpartijdigheid van de kantonrechter in twijfel getrokken, laat staan om een andere rechter gevraagd of op andere wijze een verzoek tot wraking geuit. Ook in de overige brieven in de hoofdzaak die door verzoeker aan de kantonrechter zijn gestuurd, heeft verzoeker niet expliciet de onpartijdigheid van de kantonrechter in twijfel getrokken en om wraking verzocht. Voor zover verzoeker dit betoogt, kan derhalve niet worden aangenomen dat hij eerder een verzoek om wraking heeft gedaan dan op 7 oktober 2019.
Verzoeker heeft ter zitting voorts als reden van het lange tijdsverloop gegeven zijn gebrek aan juridische kennis en het feit dat op de website www.rechtspraak.nl staat vermeld dat een wrakingsverzoek in elke stand van het geding kan worden ingediend, mits de einduitspraak nog niet is gedaan.
In het wrakingsprotocol van deze rechtbank dat geraadpleegd kan worden via de website www.rechtspraak.nl, staat onder andere het navolgende vermeld: [1]
“4.4. Wanneer kan een wrakingsverzoek worden ingediend?
Een wrakingsverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding - mits vóór de einduitspraak - zodra de wrakingsgronden bekend zijn. Een later ingediend verzoek kan niet-ontvankelijk worden verklaard.”
Ook staat op de website van www.rechtspraak.nl het volgende vermeld: [2]
“Na de zitting
Twijfelt u na de zitting aan de onpartijdigheid van de rechter? En heeft de rechter nog geen uitspraak gedaan? Schrijf dan een brief aan de rechter waarin u hem wraakt. En waarom u hem partijdig vond. U moet deze brief zo snel mogelijk versturen nadat u bekend bent geraakt met de feiten en omstandigheden die u doen twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. Doet u dit niet dan kan het zijn dat uw verzoek te laat is en dat het niet kan worden toegewezen. Na de uitspraak kunt u niet meer wraken.”
Ook hier is dus vermeld dat een wrakingsverzoek ingediend moet worden, “
zodra de wrakingsgronden bekend zijn”,dan wel “
zo snel mogelijk nadat u bekend bent geraakt met de feiten en omstandigheden die u doen twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter”.
Een gebrek aan juridische kennis levert geen aanvaardbaar excuus op voor het late indienen van het wrakingsverzoek.
Het verzoek is, gelet op de datum van de laatste zitting (3 juli 2019) en de datum van de indiening van het wrakingsverzoek, te laat ingediend. Verzoeker kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat het proces in de behandeling van de onder 1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de belanghebbenden;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. J. Eisses, O. van der Burg en E.F. Brinkman, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in openbaar uitgesproken op 4 november 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/wrakingsprotocol-rb-den-haag.pdf#search=wrakingsprotocol
2.https://www.rechtspraak.nl/Themas/Wraking/Paginas/Procedure-om-de-rechter-te-wraken.aspx