ECLI:NL:RBDHA:2019:11483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
NL19.19129 en NL19.19130
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser uit Marokko en de beoordeling van de meerderjarigheid door de rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2019 uitspraak gedaan in de zaken NL19.19129 en NL19.19130, waarbij eiser, een Marokkaanse asielzoeker, in beroep ging tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 9 augustus 2019 kennelijk ongegrond verklaard. Eiser verzocht om een voorlopige voorziening om de behandeling van zijn beroep af te wachten. Tijdens de zitting op 4 september 2019 werd eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris ook een gemachtigde had gestuurd.

Eiser stelde dat hij uit Marokko komt en dat zijn vader door de Polisario is vermoord, wat hem problemen heeft bezorgd in zijn thuisland. De staatssecretaris betwistte echter de geloofwaardigheid van eisers verhaal, met name het overlijden van zijn vader en de politieke betrokkenheid daarvan. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of eiser meerderjarig of minderjarig was, aangezien dit invloed had op de beslissing over het inreisverbod en de vertrektermijn. Eiser stelde dat hij minderjarig was, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden had geconcludeerd dat eiser meerderjarig was, gebaseerd op EU-vis gegevens.

De rechtbank oordeelde dat er geen gronden waren aangevoerd die erop wezen dat Marokko geen veilig land voor eiser zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 september 2019, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.19129 (beroep) en NL19.19130 (verzoek)
[V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 10 september 2019 in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna eiser)

(gemachtigde: mr. M. Terpstra),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Noordeloos).

ProcesverloopBij besluit van 9 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure kennelijk-ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening verzocht met het doel de behandeling van zijn beroep hier te mogen afwachten.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek (NL19.19130), plaatsgevonden op 4 september 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft in zijn asielrelaas verteld dat hij uit Marokko komt en dat zijn vader door de Polisario is vermoord en dat hij ook problemen heeft ondervonden in Marokko. Daarom heeft hij asiel aangevraagd.
2. Verweerder gelooft wel dat eiser uit Marokko komt, maar niet dat zijn vader is vermoord door de Polisario en evenmin dat hij als gevolg daarvan zes of zeven jaar na dato nog problemen heeft ondervonden. Van het overlijden van zijn vader heeft hij geen documenten overgelegd. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn vader politiek actief was. Over het incident dat hem is overkomen heeft eiser ook wisselend verklaard, aldus verweerder. Verweerder heeft verder overwogen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bij de beoordeling van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd mede wordt betrokken de omstandigheid dat eiser afkomstig is uit een land dat partij is bij het Vluchtelingenverdrag en een van de andere in artikel 3.37f, tweede lid Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) bedoelde verdragen en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het die verdragsverplichtingen ten aanzien van hem niet nakomt. Verweerder is verder van mening dat eiser - gelet op de EU-vis [1] gegevens - meerderjarig is en heeft hem mede daarom geen vertrektermijn gegund zodat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten en hem een inreisverbod opgelegd van twee jaar.
Beoordeling door de rechtbank.
3.1
Er zijn geen gronden aangevoerd dat Marokko voor eiser geen veilig land zou zijn. Waar het in deze zaak om draait, is de vraag of eiser meerder- of minderjarig is. In dat laatste geval zou verweerder geen inreisverbod kunnen opleggen en eiser een vertrektermijn moeten gunnen. Kort gezegd komt eisers standpunt er op neer dat uit moet worden gegaan van zijn minderjarigheid. Hij is aanvankelijk ook zo geschouwd [2] . Hij heeft destijds met een vals paspoort een visum aangevraagd en gereisd. Eiser is van mening dat na de schouw niet meer van de EU-vis uitgegaan kan worden. In de jurisprudentie die verweerder aanhaalt, is in het geheel niet geschouwd maar uitgegaan van EU-vis. Verweerder had, omdat eiser minderjarig is, geen inreisverbod mogen opleggen en eiser een vertrektermijn moeten gunnen.
3.2
Zoals ook op de zitting is toegelicht door verweerder, heeft de gehoormedewerker van verweerder ten onrechte een schouw laten doen. De beslisser heeft later geconstateerd dat er al een EU-vis document van eiser was, waarop de geboortedatum 2 januari 1999 stond. Uit dit document en de onderliggende stukken leidt verweerder af dat eiser meerderjarig is. Dat verweerder hier op mag afgaan, leidt verweerder af uit de uitspraak van de Raad van State van 28 februari 2019 [3] .
3.3
In beginsel mag verweerder uitgaan van de juistheid van de informatie in EU-vis. Het is aan eiser om aan te tonen dat in zijn geval deze informatie onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verweerder over de meerderjarigheid van eiser juist is. Uit de gedingstukken blijkt immers dat verzoeker bij een visumaanvraag in Frankrijk een paspoort heeft overgelegd waaruit zijn meerderjarigheid blijkt, dat prevaleert boven de hier afgenomen schouw. Eiser heeft daar geen originele stukken tegenover gesteld op grond waarvan zou kunnen worden getwijfeld aan de juistheid van de gegevens uit het EU-vis. Verder ziet de rechtbank in de eerder genoemde jurisprudentie geen beletsel om na een schouw toch uit te gaan van de gegevens uit EU-vis.
3.4
De gemachtigde heeft nog aangevoerd dat in de zienswijze staat dat het voornemen niet met eiser kon worden besproken, omdat hij die dag niet aanspreekbaar was. In het bestreden besluit is daar niet op gereageerd. Van een verzoek van de gemachtigde van eiser om voor het nemen van een besluit alsnog met haar cliënt te kunnen spreken en om haar daarvoor een termijn te geven, is de rechtbank echter niet gebleken. Van een onzorgvuldige besluitvorming door verweerder is dan ook geen sprake.
Conclusie
4. In beroep is niet bestreden dat Marokko een veilig land is voor eiser. Indien sprake is van een veilig land kan verweerder de aanvraag afwijzen als kennelijk-ongegrond. Verweerder is er op goede gronden van uitgegaan dat eiser meerderjarig is. Verweerder heeft daarom ook terecht afgezien van een vertrektermijn en eiser een inreisverbod kunnen opleggen.
5. Het beroep is daarom ongegrond. Omdat op het beroep is beslist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep (NL19.19129) ongegrond.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening (NL19.19130) af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2019.
griffier
(voorzieningen)rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak op het beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Een Europees registratiesysteem voor vreemdelingen.
2.Zie: HV11 Proces-verbaal van bevindingen van 8 februari 2019 (g.s. 0034).
3.Zie rechtspraak.nl ECLI:NL:RVS:2019:661.