ECLI:NL:RBDHA:2019:11310
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Georgische burger op grond van veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Georgische burger, eiser, tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door verweerder op 22 augustus 2019 als kennelijk ongegrond was afgewezen. Eiser stelde dat hij problemen ondervond door zijn relatie met een islamitisch meisje uit Tsjetsjenië en door zijn deelname aan protesten in Georgië. De rechtbank oordeelde dat de problemen in de familiesfeer niet relevant waren voor de asielaanvraag, omdat deze niet onder het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM vallen. Eiser had niet kunnen aantonen dat hij geen bescherming van de Georgische autoriteiten kon inroepen, ondanks zijn claims van problemen met de politie. De rechtbank concludeerde dat Georgië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen bescherming kon krijgen van de autoriteiten daar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.