ECLI:NL:RBDHA:2019:11310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
NL19.19913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Georgische burger op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Georgische burger, eiser, tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door verweerder op 22 augustus 2019 als kennelijk ongegrond was afgewezen. Eiser stelde dat hij problemen ondervond door zijn relatie met een islamitisch meisje uit Tsjetsjenië en door zijn deelname aan protesten in Georgië. De rechtbank oordeelde dat de problemen in de familiesfeer niet relevant waren voor de asielaanvraag, omdat deze niet onder het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM vallen. Eiser had niet kunnen aantonen dat hij geen bescherming van de Georgische autoriteiten kon inroepen, ondanks zijn claims van problemen met de politie. De rechtbank concludeerde dat Georgië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen bescherming kon krijgen van de autoriteiten daar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.19913

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C. Heijnneman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 22 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Burger van Georgië te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij sinds 1 of 2 maart 2019 een relatie heeft met een islamitisch meisje uit Tsjetsjenië, genaamd [naam 2] . Zowel de (orthodox christelijke) familie van eiser zelf als de familie van [naam 2] keurt deze relatie af. De broer van [naam 2] heeft eiser opgezocht en erop gewezen dat het voor [naam 2] als moslima verboden is met een christen te trouwen. Eiser wenst [naam 2] naar Nederland te laten komen om hier met haar te kunnen trouwen. Dit is voor eiser de belangrijkste reden geweest om uit Georgië te vertrekken. Ook stelt eiser dat hij problemen ondervond van de Georgische politie, nadat hij in februari 2019 in zijn woonplaats Rustavi heeft deelgenomen aan demonstraties tegen de stijging van prijzen in het openbaar vervoer. Eiser is meerdere keren meegenomen naar het politiebureau om tot diep in de nacht te worden verhoord. Hierdoor kwam eiser steeds te laat op zijn werk en is hij uiteindelijk ontslagen.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw als kennelijk ongegrond afgewezen. Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, evenals eisers verklaring dat hij een relatie heeft met [naam 2] . Verweerder stelt echter dat problemen in de familiesfeer niet relevant zijn, nu deze niet zijn te herleiden tot het Vluchtelingenverdrag en/of artikel 3 van het EVRM [1] . Ook stelt verweerder dat eiser de gestelde problemen door zijn relatie met [naam 2] niet heeft kunnen concretiseren. Daarom gelooft verweerder niet dat eiser die problemen werkelijk heeft ondervonden. Wel acht verweerder geloofwaardig dat eiser deel heeft genomen aan protesten in Rustavi en dat hij daardoor problemen heeft gekregen met de Georgische politie. Georgië wordt echter aangemerkt als veilig land van herkomst. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor hem geen mogelijkheid bestaat de bescherming van de hogere autoriteiten van Georgië in te roepen.
3. In beroep voert eiser aan dat er door recent bekend geworden informatie gerede twijfel is of Georgië als veilig land kan worden aangemerkt. Eiser verwijst naar het ‘World report Georgia 2019’ van het Freedom House. Hieruit blijkt dat sprake is geweest van gebrekkige democratische verkiezingen. Ook ontbreekt volgens dit rapport een onafhankelijk systeem van toezicht op politiegedrag en claims van mishandeling. Eiser vindt daarom dat verweerder had moeten onderbouwen waarom Georgië nog steeds als veilig land kan worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder stelt terecht dat de problemen die eiser door zijn relatie met [naam 2] stelt te hebben ondervonden, zich afspelen in de familiesfeer. Nu uit het relaas van eiser op dit punt geen raakvlakken met het Vluchtelingenverdrag en/of artikel 3 van het EVRM naar voren komen, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat eiser in verband met deze problemen aanspraak kan maken een asielvergunning.
5. Voor wat betreft eisers problemen met de lokale politie in verband met zijn deelname aan de protesten in Rustavi, overweegt de rechtbank dat Georgië in algemene zin kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder de situatie in Georgië recent opnieuw heeft beoordeeld en heeft vastgesteld dat op geen van de relevante criteria sprake is van een aanmerkelijke achteruitgang [2] . Eiser heeft het door hem aangehaalde rapport van Freedom House niet overgelegd, noch de vindplaats ervan vermeld. De rechtbank kan dus niet controleren of de conclusies zoals eiser die weergeeft, overeenkomen met de inhoud van het rapport. Maar zelfs als dat wel het geval is, bieden die conclusies geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Georgië niet langer als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
6. Door de aanwijzing van Georgië als veilig land van herkomst geldt een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen afkomstig uit dat land geen internationale bescherming nodig hebben en dat de (nationale) autoriteiten effectieve bescherming bieden. Het is dan aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat de autoriteiten hem geen bescherming kunnen bieden (Zie AbRS [3] 20 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1320). Daarbij geldt een hoge drempel.
7. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij geen enkele overheidsinstantie in Georgië om bescherming kan vragen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser heeft verklaard dat hij bij de rechtbank over het politieoptreden had kunnen klagen maar dat hij dat uit vrees voor represailles heeft nagelaten. Nu eiser die vrees niet heeft onderbouwd en er geen aanleiding is op voorhand te veronderstellen dat de (hogere) autoriteiten eiser geen bescherming kunnen of willen bieden, heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij zich onvoldoende heeft ingespannen de bescherming van de autoriteiten in te roepen.
8. Het voorgaande betekent dat de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
2.Brief aan de Tweede Kamer van 11 juni 2018, TK 19637, nr. 2392
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State