11.1In hoofdstuk 6 is de causaliteit tussen de medische problematiek van eiseres en de gestelde wijze van ontstaan daarvan als volgt beoordeeld.
Op pagina 16 wordt aangegeven dat tijdens het lichamelijk onderzoek vijf littekens zijn gesignaleerd die worden gerelateerd aan het relaas van eiseres. Het iMMO concludeert dat vier van de vijf littekens consistent zijn met het “gestelde geweldrelaas” en het vijfde, het litteken op de buik, typerend is met dit relaas.
Op de pagina’s 16 en 17 wordt ingegaan op de psychische problematiek:
“Betrokkene rapporteert slecht slapen met nachtelijk onrust, slaapwandelen en nachtmerries waarin zij met de dood wordt bedreigd, achtervolgd, verkracht en mishandeld. Overdag is er sprake van angst en emotionele labiliteit. Ze probeert gedachten aan alles wat vroeger is gebeurd zo veel mogelijk te vermijden. Bij het onderzoek wordt dit vermijden zichtbaar in een emotionele afstandelijkheid bij het spreken (…). De mate van emotionele afstandelijkheid is pathologisch. De klachten zijn van dien aard, dat het algehele functioneren in gedrang komt. Betrokkene scoort zeer slecht op concentratie en volgehouden aandacht. (…) De beschreven symptomen en het onderzoek zoals beschreven in 4.3 past bij de diagnose PTSS en de inhoud is passend bij het stelde asielrelaas. (…)
Het beschreven beloop van de posttraumatische stressstoornis laat zien aan de hand van de inhoud van de klachten (de nachtmerries, slecht slapen, nachtelijke onrust met dwalingen, en angsten) dat deze is begonnen na het verlies van haar familie op gewelddadige wijze en de vele verkrachtingen alsmede de continue bedreigende omstandigheden waarin betrokkene verkeerde. Tijdens haar jeugdjaren bleven de trauma-gerelateerde klachten bestaan, met periodieke toename van klachten bij het doormaken van nieuwe trauma’s. Dit is passend voor een chronische posttraumatische stressstoornis. De chroniciteit wordt ook beschreven in het uitgebreide medische dossier (M04). Hierin worden vanaf aankomst bij het AZC in 2012 psychische klachten in de vorm van nachtmerries, eenzaamheid, somberheid met suïcidaliteit en angstigheid vermeldt. (…)
Concluderend zijn alle symptoomclusters aanwezig van de DSM-diagnose posttraumatische
stressstoornis. (…) De klachten van PTSS (nachtmerries, herbelevingen, nachtelijk dwalen, vermijding, continue verhoogde angstniveau en verlaagde stemming met rouw) zijn wegens aard, inhoud en beloop typerend voor de kern van het asielrelaas van betrokkene namelijk stelselmatig blootgesteld te zijn aan verkrachtingen, continue dreiging, sociale uitsluiting en de vele verliezen.”
In paragraaf 6.3 wordt vervolgens geconcludeerd dat het “gestelde geweldsrelaas” door de anamnese, de bevindingen bij het lichamelijk, psychologisch en psychiatrisch onderzoek en de beschikbare documentatie medisch wordt onderbouwd. Het iMMO concludeert dus dat het geheel van bevindingen – in onderling verband en samenhang bezien –, passen bij het door eiseres gestelde asielrelaas. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het iMMO bij het onderzoek is uitgegaan van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres.
12. Uit wat hiervoor is overwogen onder 9 tot en met 11, volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het iMMO-rapport niet voldoet aan de door de Afdeling gestelde eisen en (daarom) niet inzichtelijk en concludent is.
Nu verweerder geen medisch deskundige heeft ingeschakeld, betekent dit, gelet op het onder 6.2. weergegeven toetsingskader, dat verweerder gehouden is om deugdelijk te motiveren waarom hij het asielrelaas van eiseres nog steeds ongeloofwaardig acht en in het rapport van het iMMO geen aanleiding ziet om het besluit dat in de vorige procedure is genomen te herzien. Het bestreden besluit is, zoals onder 6.4. overwogen, echter niet deugdelijk gemotiveerd. Er bestaat daarom geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
13. Het bestreden besluit levert strijd op met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek te herstellen. De rechtbank ziet aanleiding om dat in dit geval te doen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw besluit, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak. Als verweerder meer tijd nodig heeft voor de herstelpoging, kan verweerder schriftelijk om een verlenging van deze termijn vragen.
14. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb de rechtbank binnen één week meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep.
15. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die hierin zijn besproken, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
- draagt verweerder op binnen één week de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.