ECLI:NL:RBDHA:2019:1076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
C/09/564215 / KG ZA 18/1255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de uitsluiting van een combinatie van aanbieders in een aanbestedingsprocedure voor militaire kleding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door de Combinatie, bestaande uit Unifeq Europe Sp. z o.o., SnigelDesign AB, Ningbo Evergreen Knitting Co. Ltd. en Jihua 3502 Career Apparel Ltd., tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Defensie. De Combinatie was uitgesloten van deelname aan een aanbestedingsprocedure voor het leveren van kleding voor militair personeel, omdat zij niet voldeed aan de gestelde kerncompetenties in de selectiecriteria. De Staat had de Combinatie in een brief van 13 november 2018 meegedeeld dat zij in Assessment Part B slechts 5 punten had behaald, terwijl minimaal 6 punten vereist waren voor toelating tot de gunningsfase. De Combinatie vorderde primair dat de uitsluitingsbeslissing werd ingetrokken en dat zij werd toegelaten tot de gunningsfase, subsidiair dat de beslissing opnieuw werd beoordeeld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de beoordeling van de kerncompetenties door de Staat niet onbegrijpelijk was en dat de motivering van de scores voldoende was. De rechter benadrukte dat de beoordeling van kwalitatieve criteria inherent subjectief is, maar dat de beoordelingscommissie de nodige vrijheid moet krijgen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om de beslissing van de Staat te herzien en wees de vorderingen van de Combinatie af. Tevens werd de Combinatie veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/564215 / KG ZA 18/1255
Vonnis in kort geding van 7 februari 2019
in de zaak van
1. de vennootschap naar Pools recht
Unifeq Europe Sp. z o.o.te Warschau (Polen),
2. de vennootschap naar Zweeds recht
SnigelDesign ABte Farsta (Zweden),
3. de vennootschap naar Chinees recht
Ningbo Evergreen Knitting Co. Ltd.te Fenghua City (Volksrepubliek China),
4. de vennootschap naar Chinees recht
Jihua 3502 Career Apparel Ltd.te South Weishui Town, Jingxing County, Shijiazhuang (Volksrepubliek China),
eiseressen,
advocaat mr. A.J. van Heeswijck te Groningen,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie, Defensie Materieel Organisatie)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. D. Wolters Rückert te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de Combinatie’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij en nadien overgelegde producties;
- de op 24 januari 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De Staat heeft een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor het leveren van kleding voor militair personeel (een Defensie Operationeel Kleding Systeem (DOKS)). De Staat wil met één leverancier een raamovereenkomst met een looptijd van acht jaar sluiten.
2.2.
Om tot de gunningsfase toegelaten te worden moeten gegadigden onder meer voldoen aan de in paragraaf 4.3.2 van de Selection Guideline (hierna: de selectieleidraad) gestelde kerncompetenties met betrekking tot technische bekwaamheid en beroepsbekwaamheid. Over die kerncompetenties staat in paragraaf 4.3.2. van de selectieleidraad het volgende:
4.3.2 Technical and/or professional ability
With references and examples of a proven track record and with descriptions of competence the Contracting Authority would like to gain insight in the Candidates technical and/or professional abilities on four (4) core competences. The presence of references (part A) and descriptions of the required core competences 1 up to 3 (part B) will be checked by the Contracting Authority, failure to any of these competences will result in a knock-out.
The required core competences are:
1.
Candidates must have experience with the production and delivery of the following
comparable individual clothing articles (see OCD Annex 3, paragraph 1.3):
a.
combat clothing or work clothing;
b.
isolating clothing layers (mid-layers and outer-layers) for different climate zones (Köppen climate system, see OCD, Annex 3);
c.
waterproof and breathable clothing (jacket or trousers) with a minimal requirement of 10.000mm water column (ISO 811) and breathability (RET <10)(ISO 11092);
d.
underwear.
2.
A Candidate has experience with the delivery of complete multi-layered clothing systems, composed of items comparable with DOKS articles (OCD Annex 3, paragraph 1.3).
3.
A Candidate has experience with in-house design, research and development and innovation of combat clothing or work clothing;
4.
The Candidate has the following facilities at his disposal to successfully carry out the future Agreement if and when it will be awarded to him:
a.
production facilities with sufficient capacity for the serial production of large batches of the various clothing items;
b.
a facility for customized clothing items for sizes outside of the regular sizing system.”
2.3.
Toetsing aan de kerncompetenties vindt plaats in twee stappen: Assessment Part A – Proven track record en Assessment Part B – Descriptions of competence.
2.4.
Ten behoeve van Assessment Part A moeten gegadigden aan de hand van referenties en voorbeelden aantonen dat zij ervaring hebben met de vier kerncompetenties. Ten aanzien van de referentieopdrachten moeten gegadigden het als bijlage 2 bij de selectieleidraad gevoegde modelformulier
“Model reference project”invullen.
2.5.
Over de beoordeling van Assessment Part B staat het volgende in paragraaf 4.3.2 van de selectieleidraad vermeld:
Assessment part B - Descriptions of competence
Besides the proven track record supported with the references (part A), the Contracting Authority would like to gain insight in the Candidates core competences 1 - 3 as described above and their application for this tender. The descriptions of competences have to provide the Contracting Authority with an understanding of the experience and ability with regard to core competence 1 - 3, illustrated with examples and explanations referring for instance to the company’s profile, procedures, research and development effort, production capacity, product overview, handling of customer relations and to the reference projects provided in Annex 2.
The total description of the competences 1-3 may contain a maximum of ten (10) A4 pages, Verdana typeface of minimally size 10 or similar typeface with a similar size or larger. Line spacing is set to 12 pt. When the document contains more than 10 pages, only the first 10 pages will be rated.
Evaluation method
The content and relevance of the descriptions of the required core competences and references as mentioned in paragraph 4.3.2. will be judged by a commission of 5 persons, with expertise in system management, combat clothing systems, human factors and operational use.
The descriptions of the competences 1 up to 3 will be rated based on content and elaboration of:

the experience of the Candidate, reflected by the number of references and examples which substantiate the core competence;

The relevance to the goal of the DOKS project as described in the OCD (Annex 3).
For each core competence a maximum of 3 point can be earned:

Core competence 1: maximum 3 points for the explanation of the experience of the Candidate with the production and delivery ofallthe product categories mentioned under 1 a-d;

Core competence 2: maximum 3 points for the explanation of how the Candidate has constructed a clothing system as mentioned above which consists of items which will work as a coherent system;

Core competence 3: maximum 3 points for the explanation of the process of in house design, research and development and innovation to keep products state of the art and innovative both for initial delivery as well as for follow-on delivery and replenishment (e.g. along the lines of the PDSA-cycle as mentioned in the OCD, or an equivalent process; the processing of user requirements; use of new materials; possible cooperation with research institutes, etc.);
A Candidate who scores at least 6 points or more for core competence 1 to 3 will pass.
Scores for core competences 1 up to 3
Knock out (No answer or no information given): The Candidate does not elaborate on one or more of the mentioned core competences, no examples are mentioned and/or no references are provided. This results in a knock out.
1 point (Mediocre answer) : Incomplete or limited elaboration of the competence. The relation of the explanations to the competence is not clear or the relevance to the DOKS-project is not clearly demonstrated. The examples or references are partially relevant for the DOKS-project.
2 points (Sufficient answer): The Candidate describes the core competence. The relation of the explanations to the competence is clear and the relevance to the DOKS-project is demonstrated. The Candidate can also substantiate every answer with a single example and reference which is relevant for the DOKS-project.
3 points (Good answer): The Candidate gives an elaborative view of the core competence. The relation of the explanations to the competence is clear and the relevance to the DOKS-project is demonstrated. The Candidate can also substantiate every answer with multiple examples and references which are relevant for the DOKS-project.”
2.6.
Gegadigden zijn in de gelegenheid gesteld vragen te stellen over de aanbestedingsprocedure, die in de Nota van Inlichtingen (NvI) zijn beantwoord. Vraag 11 in de NvI luidt:
“As indicated in paragraph 2.1.h of General conditions: “Your candidature (..) must consist the following documents: (..) Model reference form (Annex 2) applicable for all core competences as mentioned in paragraph 4.3.1. subsection 1;” we assume that you refer to subsection A: “Assessment Part A – Proven track record”. Please conform.”
Het antwoord op deze vraag luidt:
“The model reference form (Annex 2) shall be used for both assessment part A – Proven track record and part B – Description of Competence.”
Vraag 20 in de NvI luidt:
“For Assessment Part B, is it possible to attach additional appendices in addition to the 10 pages.”
Het antwoord op deze vraag luidt:
“NO, it is not possible to attache additional appendices.
The total description of the competences 1-3 may contain a maximum of ten (10) A4 pages, Verdana typeface of minimally size 10 or similar typeface with a similar size or larger. Line spacing is set to 12 pt. When the document contains more than 10 pages, only the first 10 pages will be rated.”
2.7.
De Combinatie heeft op tijd een verzoek tot deelneming ingediend.
2.8.
Bij brief van 13 november 2018 heeft de Staat de Combinatie bericht dat zij niet wordt toegelaten tot de gunningsfase van de aanbestedingsprocedure, omdat zij in Assessment Part B slechts 5 punten heeft behaald, in plaats van de voor toelating tot de gunningfase vereiste van minimaal 6 punten. In de brief staat, voor zover nu relevant, het volgende vermeld:
“Your score is 5 points. This score is based on the following:
Core competence 1
2
Core competence 2
1
Core competence 3
2
Total score
5
Core competence 1.
Conclusion:
The description of competence mentions that a consortium has been formed that can cover all requirements. None of the items stated in paragraph 4.3.2 being 1a. up to including 1d.: combat clothing/work clothing, isolating clothing layers, waterproof and breathable clothing and underwear, describes the content, nor does it mention the relationship between the references and the competence.
Core competence 2.
Conclusion:
The description of competence only refers to the reference and gives an overview of the articles in this reference. However, this is a reference to the NCU tender, not a delivered / contracted system.
The description of competence does not describe how the clothing system is layered, nor provide the description the competence and the relevance to DOKS project.
Core competence 3.
Conclusion:
In the description of competence has been stated that SnigelDesign execute the development based on its own experience (former soldiers) and the experience of the customer. Only a few examples of articles are given. The process for R&D however, is not described further.
Several references have been given however, these references do not reflect the fact that R&D is being used there and there is no explanation or substantiation about the competences and skills of the development team.”

3.Het geschil

3.1.
De Combinatie vordert, zakelijk weergegeven, de Staat te gebieden:
primair:
 de beslissing tot uitsluiting van de Combinatie van deelneming aan de aanbestedingsprocedure in te trekken en de Combinatie toe te laten tot de gunningsfase van de aanbestedingsprocedure, voor zover de Staat de opdracht wil gunnen;
subsidiair:
 de beslissing tot uitsluiting van de Combinatie van deelneming aan de aanbestedingsprocedure in te trekken en het verzoek tot deelneming van de Combinatie opnieuw te beoordelen en een nieuwe beslissing te nemen over toelating van de Combinatie tot de gunningsfase van de aanbestedingsprocedure, voor zover de Staat deze opdracht wil gunnen;
meer subsidiair:
 de beslissing tot uitsluiting van de Combinatie van deelneming aan de aanbestedingsprocedure te motiveren, voor zover de Staat deze opdracht wil gunnen;
althans een voorziening te treffen die de voorzieningenrechter passend acht en recht doet aan de belangen van de Combinatie, alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de kosten van het geding.
3.2.
Daartoe voert de Combinatie – samengevat – het volgende aan. De toetsing van onderdeel B van de aanmelding aan de kerncompetenties 1, 2 en 3 door de Staat berust op misslagen. Aan de Combinatie moet in elk geval op één van de drie kerncompetenties een hogere score toegekend worden. Ten aanzien van kerncompetentie 1 geldt bovendien dat de in de brief van 13 november 2018 gegeven motivering de toegekende score niet kan dragen.
3.3.
De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
Vooraf
4.1.
De beoordeling in Assement Part B is opgezet als een toets aan kwalitatieve selectiecriteria en is – anders dan de Combinatie stelt – geen toets met een binair karakter (in die zin dat de vraag of aan een eis wordt voldaan slechts met ja of nee kan worden beantwoord). Enige mate van subjectiviteit is inherent aan de beoordeling van dergelijke kwalitatieve criteria. Weliswaar staat dat enigszins op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar enige mate van subjectiviteit behoeft nog niet mee te brengen dat ook per definitie sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver volstrekt duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van kwalitatieve criteria. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid niet ter discussie staat, moet de nodige vrijheid worden gegund. Dat klemt te meer omdat van de voorzieningenrechter niet kan worden verlangd dat hij specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Alleen als er sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden/onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
Kerncompetentie 1
4.2.
Kerncompetentie 1 heeft betrekking op ervaring met productie en levering van diverse soorten kleding. In onderdeel B van de aanmelding moeten gegadigden hun ervaring met de productie en levering van alle genoemde productcategorieën beschrijven. De Combinatie heeft in haar aanmelding in onderdeel B met betrekking tot kerncompetentie 1 alleen een tabel opgenomen. In die tabel wordt verwezen naar diverse opdrachten die (onder meer) betrekking hebben op kerncompetentie 1 (in de tabel zijn ook verwijzingen opgenomen naar opdrachten die betrekking hebben op de andere kerncompetenties). Zoals de Staat terecht stelt bevat de tabel slechts een opsomming van opdrachten – met daarbij benoemd op welke kerncompetentie de betreffende opdracht betrekking heeft – en wordt er in de tabel verwezen naar de in het kader van onderdeel A opgegeven referenties. Een nadere toelichting ontbreekt echter.
4.3.
Vast staat dat in onderdeel B verwezen mag worden naar de in onderdeel A van de aanmelding opgegeven referenties en dat hetgeen in het modelformulier
“Model reference project”staat vermeld bij de beoordeling van onderdeel B ook in aanmerking wordt genomen (zie ook vraag en antwoord 11 NvI). De in het formulier ten aanzien van een referentieopdracht te verstrekken informatie is echter slechts summier en van feitelijke aard. Dat is ook in lijn met de informatie die de Staat in onderdeel A van de aanmelding wil verkrijgen (namelijk: toetsen of de gegadigde ervaring heeft met de kerncompetenties). Zoals de Staat terecht stelt is de bedoeling van onderdeel B van de aanmelding om meer inzicht te krijgen in de ervaring en kunde van de gegadigden. Daarom moeten gegadigden in onderdeel B meer, althans ook andere informatie verschaffen dan in onderdeel A wordt uitgevraagd. Met de Staat is de voorzieningenrechter van oordeel dat door in onderdeel B alleen te verwijzen naar de in onderdeel A opgegeven referenties – zoals de Combinatie heeft gedaan – niet de gevraagde informatie over de ervaring van de gegadigde wordt gegeven. Met uitsluitend de verwijzing naar onderdeel A van de aanmelding wordt immers geen uitleg gegeven en wordt niet toegelicht wat de relatie van de gegeven uitleg tot de gevraagde competentie is. Dat dit vereist is blijkt ook uit de toelichting op de puntentoekenning in de selectieleidraad. Gelet op dit alles is de voorzieningenrechter van oordeel dat de beoordeling van de Staat ten aanzien van kerncompetentie 1 en de motivering daarvan niet onbegrijpelijk zijn. Daarmee is evenmin onbegrijpelijk is dat aan de Combinatie ten aanzien van kerncompetentie 1 minder dan het maximale aantal punten is toegekend.
4.4.
De Combinatie heeft ten aanzien van kerncompetentie 1 ook nog gesteld dat de door de Staat gegeven motivering de toegekende score niet kan dragen. De Combinatie voert daartoe aan dat in de motivering staat dat van niet één van de in deze kerncompetentie beschreven artikelen de inhoud is omschreven en dat de relatie tussen de referentie en de competentie niet is genoemd. Indien dat inderdaad zo zou zijn, is niet verklaarbaar – aldus de Combinatie – dat zij toch 2 punten, in plaats van 1 punt, heeft behaald. Deze stelling baat de Combinatie echter niet. Deze stelling zou immers, als de Combinatie daarin gevolgd zou worden, hooguit kunnen leiden tot toewijzing van de gevorderde herbeoordeling. Dat de Combinatie bij een herbeoordeling ten aanzien van kerncompetentie 1 belang heeft is niet gebleken. Er is immers geen enkel aanknopingspunt is om aan te nemen dat de Combinatie bij een herbeoordeling voor deze kerncompetentie meer dan de thans toegekende twee punten zal krijgen.
Kerncompetentie 2
4.5.
Kerncompetentie 2 heeft betrekking op de ervaring met levering van complete kledingsystemen die uit meerdere lagen bestaan, vergelijkbaar met het uitgevraagd DOKS. In onderdeel B van de aanmelding moet de gegadigde uitleggen hoe zij dat kledingsysteem – bestaande uit meerdere lagen en dat samen een coherent systeem moet vormen – heeft uitgevoerd. De Combinatie heeft in haar aanmelding op dit punt gesteld dat zij een compleet kledingsysteem heeft ontworpen, ontwikkeld, vervaardigd en geleverd en heeft in een tabel opgenomen uit welke kledingstukken dit systeem precies bestaat. In die tabel staan uitsluitend de kledingstukken vermeld, zonder nadere toelichting daarop. Verder staat er in de aanmelding op dit punt vermeld dat vervaardiging en levering van dit kledingsysteem “trial sets” en “tender samples” betreft voor een nog lopende aanbesteding (de NCU Tender). Als voorbeeld zijn een tekening van de kraag van een “combat shirt” en een tabel met “measurements and sizes” opgenomen. Tot slot staat vermeld dat na 14 september meer details over de producten kan worden verstrekt, in verband met de
“NCU 2nd phase deadline”.
4.6.
De Combinatie stelt dat de Staat – blijkens de motivering – de NCU Tender niet als referentie in aanmerking heeft genomen. In die stelling kan de Combinatie niet gevolgd worden, omdat dit geenszins uit de motivering is af te leiden. Dat de Staat in de motivering heeft opgenomen dat de NCU tender
“not a delivered / contracted sytem”is, is gezien de in de aanmelding gegeven informatie dat sprake is van “trail sets” en “tender samples” niet onbegrijpelijk.
4.7.
Ook overigens is de door de Staat op dit punt gegeven motivering niet onbegrijpelijk en geeft deze motivering geen blijk van een onjuiste beoordeling. Immers, de in de aanmelding op dit punt verstrekte informatie houdt slechts in dát de Combinatie een kledingsysteem heeft ontworpen, ontwikkeld, vervaardigd en geleverd en uit welke kledingstukken dit systeem precies bestaat. Een omschrijving, zoals gevraagd, met betrekking tot de wijze waarop het systeem is uitgevoerd en dat sprake is van een coherent systeem ontbreekt. Ook hiervoor geldt dat de ten aanzien van deze kerncompetentie in onderdeel A van de aanmelding verstrekte informatie niet volstaat voor het in onderdeel B uitgevraagde verdere inzicht. De stelling van de Combinatie dat in onderdeel A bij vier verschillende artikelen uit het kledingsysteem uitgebreide technische omschrijvingen zijn bijgevoegd maakt dit niet anders. Bij onderdeel B mogen immers slechts 10 A4 pagina’s worden ingediend, bijlagen zijn niet toegestaan en worden niet in de beoordeling betrokken (zie ook vraag en antwoord 20 NvI). Bovendien heeft de Staat onweersproken gesteld dat de betreffende technische omschrijvingen evenmin beschrijven hoe het kledingsysteem is uitgevoerd. Het feit dat de Staat zelf in de aanbestedingsstukken weinig informatie over het uiteindelijk door de winnaar van de aanbesteding te leveren DOKS heeft gegeven maakt het vorenstaande evenmin anders. De gegeven informatie over het in deze opdracht uiteindelijk te leveren DOKS beperkt de mogelijkheden om informatie te verstrekken over de ervaring van de gegadigde in het verleden en haar visie op de relevantie van die ervaring voor het te leveren DOKS immers niet. Indien en voor zover de Combinatie van mening was dat zij daarvoor te weinig informatie beschikbaar had, had zij daarover voorafgaand aan de aanmelding vragen moeten stellen. Dat heeft zij nagelaten.
4.8.
De Combinatie heeft ten aanzien van deze kerncompetentie tot slot nog gesteld dat de Staat buiten het beoordelingskader is getreden door in de beoordeling te betrekken dat niet beschreven is
hoehet kledingsysteem is gelaagd. Een beschrijving van hoe het kledingsysteem is gelaagd, is volgens de Combinatie niet uitgevraagd door de Staat. Ook hierin kan de Combinatie niet gevolgd worden. In de selectieleidraad staat immers, onder het kopje “evaluation method” uitdrukkelijk dat bij kerncompetentie 2 moet worden omschreven
“how the Candidate has constructed a clothing system as mentioned above”, terwijl bij de omschrijving van kerncompetentie 2 zelf uitdrukkelijk staat omschreven dat het moet gaan om
“multi-layered clothing systems”.
4.9.
Gezien het vorenstaande is niet onbegrijpelijk dat de Staat kerncompetentie 2 heeft beoordeeld als een “mediocre answer” en dat daaraan 1 punt is toegekend. Van een onbegrijpelijke beoordeling of ontoereikende motivering is geen sprake.
Kerncompetentie 3
4.10.
Kerncompetentie 3 heeft betrekking op de ervaring van een gegadigde met
“in-house”ontwerpen, onderzoeken, ontwikkelen en innoveren van vecht- en werkkleding. In onderdeel B van de aanmelding moeten gegadigden uitleg geven over het proces van
“in-house”ontwerpen, onderzoeken, ontwikkelen en innovatie om producten zowel bij de initiële levering als bij vervolgleveringen en aanvullingen
“state of the art and innovative”te houden.
4.11.
Uit de motivering van de Staat op dit punt is, anders dan de Combinatie stelt, niet af te leiden dat de Combinatie slechts twee punten heeft gekregen, omdat zij maar
“a few examples”heeft gegeven. Overigens brengt de hoeveelheid voorbeelden die de Combinatie in haar aanmelding op dit punt heeft gegeven nog niet mee dat zij drie punten zou moeten krijgen. Weliswaar volstaat voor het krijgen van twee punten het geven van slechts één voorbeeld en is voor het krijgen van drie punten het geven van
“multiple examples”vereist, maar uit de omschrijving van de puntentoekenning volgt niet dat
alleenhet geven van
“multiple examples”tot een score van drie leidt. Voor het verkrijgen van drie punten is daarnaast ook de mate van onderbouwing van het antwoord relevant.
4.12.
De gegeven motivering van de beoordeling van deze kerncompetentie draagt zonder meer de toegekende 2 punten. Voor het verkrijgen van drie punten is immers een
“elaborative view”vereist. Uit de motivering van de Staat blijkt duidelijk dat de Staat van oordeel is dat een
“elaborative view”ten aanzien van het onderzoeken en ontwikkelen ontbreekt. De voorzieningenrechter kan de Staat in dat oordeel volgen. De Combinatie onderbouwt overigens ook niet op welke manier uit haar antwoord op dit punt moet worden afgeleid dat van een
“elaborative view”ten aanzien van onderzoeken en ontwikkelen wel sprake is. Zij stelt slechts dat in het document “08 3 General R&D Information (10930233)” het proces van onderzoek en ontwikkeling is omschreven, maar – nog daargelaten dat een verwijzing naar deze bijlage in onderdeel B van de aanmelding ontbreekt – bij de toelichting op onderdeel B waren geen bijlagen toegestaan. Dit document is door de Staat dan ook terecht niet bij de beoordeling betrokken. Tot slot baat ook hier de in onderdeel A gegeven informatie over onderzoeken en ontwikkelen de Combinatie niet, omdat die informatie – zoals al is overwogen – niet volstaat voor het in onderdeel B te geven nadere inzicht in de ervaring en kunde van de gegadigde.
4.13.
Alleen al vanwege het ontbreken van een
“eloborative view”over het proces van onderzoeken en ontwikkelen is niet onbegrijpelijk dat de Staat op dit punt twee punten aan de Combinatie heeft toegekend. Ook bij deze kerncompetentie is van een onbegrijpelijke beoordeling of ontoereikende motivering geen sprake.
Slotsom en proceskosten
4.14.
Slotsom van het vorenstaande is dat er geen aanleiding is de Staat te veroordelen de beslissing tot uitsluiting van de Combinatie in te trekken en de Combinatie alsnog tot de volgende fase van de aanbestedingsprocedure toe te laten of tot herbeoordeling van het verzoek tot deelneming van de Combinatie over te gaan. Evenmin is er aanleiding om de Staat te veroordelen die beslissing (nader) te motiveren. De vorderingen van de Combinatie zullen dan ook worden afgewezen.
4.15.
De Combinatie zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de Combinatie om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.606--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 626,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat de Combinatie bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet op 7 februari 2019.
idt