ECLI:NL:RBDHA:2019:10673
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Frankrijk
Op 30 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Libanese man, had bezwaar gemaakt tegen een brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem was meegedeeld dat hij op 1 oktober 2019 zou uitreizen naar Frankrijk. De verzoeker vorderde een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij gedwongen zou worden uitgezet.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de brief van 18 september 2019 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat het slechts een uitnodiging was om naar Frankrijk te vliegen. Er was geen sprake van gedwongen uitzetting, en de zorg van de verzoeker dat hij in bewaring zou worden gesteld als hij niet meewerkte aan zijn vertrek, was geen rechtstreeks gevolg van de brief. De voorzieningenrechter verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een vergelijkbare situatie was behandeld.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van de verzoeker geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen rechtsgevolgen voor de verzoeker waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits.