ECLI:NL:RBDHA:2019:10673

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
AWB 19/7267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Frankrijk

Op 30 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Libanese man, had bezwaar gemaakt tegen een brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem was meegedeeld dat hij op 1 oktober 2019 zou uitreizen naar Frankrijk. De verzoeker vorderde een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij gedwongen zou worden uitgezet.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de brief van 18 september 2019 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat het slechts een uitnodiging was om naar Frankrijk te vliegen. Er was geen sprake van gedwongen uitzetting, en de zorg van de verzoeker dat hij in bewaring zou worden gesteld als hij niet meewerkte aan zijn vertrek, was geen rechtstreeks gevolg van de brief. De voorzieningenrechter verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een vergelijkbare situatie was behandeld.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van de verzoeker geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen rechtsgevolgen voor de verzoeker waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/7267
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 september 2019 in de zaak tussen
[verzoeker] (V-nummer [V-nummer] ), geboren op [geboortedatum] 1971, van Libanese nationaliteit, verzoeker
(gemachtigde: mr. M. Krikke),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M.F. Verhaegh).

Procesverloop

Bij brief van 18 september 2019 heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat hij op 1 oktober 2019 om 11.45 uur zal uitreizen naar Toulouse, Frankrijk met vlucht [..] .
Verzoeker heeft daartegen op 24 september 2019 bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben stukken ingediend en zijn (telefonisch) in de gelegenheid gesteld om op dat wat zij over een weer naar voren hebben gebracht te reageren. De voorzieningenrechter heeft op 30 september 2019 het onderzoek gesloten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter ziet aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Verzoeker voert aan dat sprake is van spoedeisend belang, omdat hij in bewaring kan worden gesteld als hij niet meewerkt aan vertrek. Verder voert verzoeker aan dat de overdrachtstermijn is verstreken, zodat hij niet meer kan worden overgedragen aan Frankrijk. Als de overdrachtstermijn niet is verstreken, dan heeft verweerder volgens verzoeker de Franse autoriteiten te laat op de hoogte gesteld van de opschorting van die overdrachtstermijn, zodat ook daarom de overdracht niet meer kan plaatsvinden.
3. Verweerder heeft als reactie op het standpunt van verzoeker verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 6 mei 2019 [1] , waarin de voorzieningenrechter zich onbevoegd heeft verklaard. Verder vraagt verweerder zich af of er sprake is van spoedeisend belang, omdat er geen sprake is van gedwongen uitzetting. Verweerder merkt ook nog op dat naar zijn oordeel de uiterste overdrachtstermijn niet verstreken is, omdat sprake is van opschortende werking.
4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De voorzieningenrechter is net als de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, in zijn uitspraak van 6 mei 2019 van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Immers, er is geen sprake van een beschikking die gelijk te stellen is met een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig, als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De brief van verweerder van 18 september 2019 is in feite niet meer dan een uitnodiging om op 1 oktober 2019 om 11.45 uur naar Toulouse te vliegen. In de toelichting die verweerder op 30 september 2019 per e-mail heeft gegeven, wordt door verweerder bevestigd dat als verzoeker niet wenst mee te werken aan de overdracht er voor verweerder geen mogelijkheid tot dwang bestaat om de geplande overdracht dan te laten plaatsvinden. De zorg van verzoeker dat het weigeren om met deze geplande vlucht te vertrekken, leidt tot inbewaringstelling - omdat hij niet meewerkt aan zijn vertrekplicht - is geen rechtstreeks gevolg van de brief van 18 september 2019. Deze brief heeft dan ook geen rechtsgevolgen voor verzoeker en is daarmee geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het bezwaar van verzoeker tegen de brief van 18 september 2019 heeft daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen.
5. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier, op 30 september 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.AWB 19/3465 (niet gepubliceerd, maar door verweerder overgelegd in deze procedure)