3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Met betrekking tot feit 1
Het verwijt komt erop neer dat de verdachte voorwerpen en/of stoffen heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd en/of voorhanden heeft gehad die naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd waren tot het begaan van brandstichting dan wel het teweegbrengen van een ontploffing. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 28 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:179) geconcludeerd dat daarbij niet alleen moet gekeken worden naar de aard van de voorwerpen, maar ook naar het misdadig doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had. Er moet sprake zijn van een min of meer concreet strafbaar feit. De rechtbank stelt voorop dat op grond van het forensisch dossier vastgesteld kan worden dat de in de tas aangetroffen goederen (nog) geen explosief vormden. Wel gaat het om diverse goederen, al dan niet geprepareerd, die gebruikt kunnen worden bij een geïmproviseerd explosief. Voorts zijn op een aantal van die geprepareerde voorwerpen in de tas DNA-sporen en vingerafdrukken aangetroffen die zeer waarschijnlijk van de verdachte afkomstig zijn. Daarmee staat voldoende vast dat de verdachte deze goederen in handen heeft gehad.
Voor het bewijs dat de tenlastegelegde voorwerpen “bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf” moeten op zijn minst ook de contouren van het (feitelijk) te plegen misdrijf blijken en dat ontbreekt hier. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat en zo ja welk crimineel doel de verdachte met die goederen voor ogen had.
Uit het dossier blijkt dat de tas is aangetroffen in de bosschage bij een fietspad op de Scheveningseweg in Den Haag. Deze was als zodanig zichtbaar vanaf het fietspad. Hoe de tas daar gekomen is, waarom de tas daar lag en of de verdachte daarbij betrokken was, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Verder zijn in de kamer van de verdachte goederen aangetroffen die voor alledaagse doeleinden gebruikt kunnen worden maar ook gebruikt kunnen worden voor het vervaardigen van geïmproviseerde explosieven. Dit alles roept zonder meer vragen op maar wijst niet per definitie in een zodanige richting dat een concreet crimineel doel kan worden vastgesteld. De verklaring van de verdachte tegenover de IND in 2011 (dat hij de boel in brand steekt als hij zou worden gedwongen terug te gaan naar Irak) biedt daarvoor in de gegeven omstandigheden en gelet op het feit dat de verdachte dit zeven jaar voor het tenlastegelegde feit heeft geroepen, evenmin voldoende aanknopingspunten. Verder is de verklaring van [getuige] onvoldoende betrouwbaar om daar zwaarwegende conclusies aan te verbinden.
Gelet op dit alles zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Met betrekking totfeit 2
In de hiervoor genoemde tas is ook een zwarte etui aangetroffen met daarin diverse documenten, waaronder een Belgische identiteitskaart, op naam van [slachtoffer].
Op 25 oktober 2018 heeft [slachtoffer] verklaard dat 3 tot 4 maanden geleden zijn portemonnee met inhoud, waaronder zijn identiteitskaart en een ING-bankpas, in Den Haag is gestolen of door hem is verloren. Hij heeft voorts verklaard dat 2 maanden later gedurende 2 tot 3 dagen met de bankpas kleine bedragen van zijn bankrekening werden afgeschreven door middel van contactloos pinnen. Hij heeft zijn rekening toen laten blokkeren.
Op 23 januari 2019 heeft een medewerker van het Asielzoekerscentrum te Echt, waar de verdachte woonachtig was, aan de politie verklaard dat de verdachte in het bezit was van een persoonlijke Moneycard, voorzien van het [nummer].
Vervolgens zijn door de politie de historische gegevens van zowel de bankpas van [slachtoffer] als de Moneycard van de verdachte opgevraagd. Uit die gegevens blijkt dat de Moneycard op 17 augustus 2018 voor het eerst is gebruikt en dat met de bankpas en de Moneycard in de periode van 17 tot 21 augustus 2018 de volgende transacties hebben plaatsgevonden:
Historische gegevens van de ING-bankpas van [slachtoffer]
17-8-2018 18:21 [Locatie ] 1,10 Euro
17-8-2018 18:21 [Locatie ] 1,10 Euro
18-8-2018 15:27 [Locatie ] 5,48 Euro
18-8-2018 15:20 [Locatie ] 5,29 Euro
18-8-2018 20:01 [Locatie ] 3,50 Euro
18-8-2018 20:01 [Locatie ] 1,50 Euro
18-8-2018 20:02 [Locatie ] 2,50 Euro
18-8-2018 20:04 [Locatie ] 2,10 Euro
18-8-2018 20:08 [Locatie ] 7,00 Euro
18-8-2018 20:19 [Locatie ] 3,00 Euro
18-8-2018 20:24 [Locatie ] 3,80 Euro
18-8-2018 20:25 [Locatie ] 4,00 Euro
18-8-2018 20:27 [Locatie ] 0.50 Euro
19-8-2018 19:12 [Locatie ] 2,60 Euro
19-8-2018 21:08 [Locatie ] 2,25 Euro
20-8-2018 12:25 [Locatie ] 1,80 Euro
20-8-2018 18:48 [Locatie ] 2,15 Euro
(Het totale bedrag dat is afgeschreven is 49,87 euro)
Historische gegevens van de Moneycard van de verdachte
17-8-2018 21:01:19 [Locatie ]
17-8-2018 21:46:19 [Locatie ] / Den Haag
18-8-2018 17:10:19 [Locatie ] / Den Haag
18-8-2018 17:47:33 [Locatie ] DEN HAAG
18-8-2018 19:00:41 [postcode] / DEN HAAG
18-8-2018 19:42:31 [postcode] / REGIO DEN HAAG
18-8-2018 19:50:29 [Locatie ] /‘S-GRAVENHAGE
19-8-2018 14:28:02 [Locatie ] / Den Haag
19-8-2018 19:10:34 [Locatie ] / Den Haag
19-8-2018 20:37:33 [Locatie ] / Breda
20-8-2018 10:17:32 [Locatie ] / BREDA
20-8-2018 12:21:37 [Locatie ] / HEERENVEEN
20-8-2018 17:55:42 [Locatie ] / ROERMOND-ECHT
20-8-2018 18:18:49 [Locatie ] / ECHT
20-8-2018 19-38-22 [Locatie ] / ROERMOND-ECHT
Uit deze gegevens blijkt dat de bankpas van [slachtoffer] en de Moneycard van de verdachte in de periode van 17 tot en met 20 augustus 2018 dezelfde route hebben afgelegd, namelijk van Roermond naar Den Haag naar Breda en dan weer terug naar Roermond en Echt. Daarnaast zijn deze op een aantal momenten vrijwel direct na elkaar gebruikt. Dit alles duidt erop dat de bankpas van [slachtoffer] en de Moneycard van de verdachte gedurende die dagen in gebruik waren bij één en dezelfde persoon. De verklaring van de verdachte dat niet hij maar iemand anders (die met hem meereisde) de bankpas van [slachtoffer] heeft gebruikt (zonder dat de verdachte dat wist) acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Dit staat lijnrecht tegenover zijn verklaring tegen de politie dat hij altijd alleen reist. Hetzelfde geldt voor zijn verklaring dat hij zijn Moneycard wel eens aan vrienden heeft uitgeleend en dus mogelijk ook vanaf 17 augustus 2018. Daargelaten dat hij pas vanaf die datum over de Moneycard kon beschikken en dus niet aannemelijk is dat hij die meteen zou hebben uitgeleend, staat ook deze verklaring lijnrecht tegenover zijn verklaring tegen de politie dat alleen hij deze Moneycard gebruikt.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is geweest die in de periode van 17 tot en met 20 augustus 2018 in Roermond, Den Haag, Breda en Echt - en dus in Nederland - meermalen (in totaal 17 keer) kleine geldbedragen (in totaal 49,87 euro) heeft weggenomen door met een bankpas die toebehoorde aan [slachtoffer] met een valse sleutel - namelijk contactloos - te pinnen.