ECLI:NL:RBDHA:2019:10514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
C/09/580680 / KG ZA 19-927
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terechte verwijdering van leerling wegens ernstig wangedrag in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder, aangeduid als [eiseres], en de Stichting Lucas Onderwijs, aangeduid als 'Lucas'. De zaak betreft de definitieve verwijdering van de leerplichtige leerling [A] van de school, na een incident van mishandeling van een medeleerling op 27 juni 2019. De moeder vorderde dat haar zoon weer toegang zou krijgen tot de school, maar Lucas verdedigde de beslissing tot verwijdering op basis van de ernst van het wangedrag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de mishandeling door [A] ernstig was, waarbij hij fysiek geweld heeft gebruikt en dit incident bovendien is gefilmd en verspreid via sociale media. De rechtbank oordeelde dat Lucas zich heeft gehouden aan de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Wet op het voortgezet onderwijs en het Inrichtingsbesluit WVO, en dat de definitieve verwijdering gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat het bevoegd gezag een zekere vrijheid heeft bij de beoordeling van de ernst van het incident, en dat de belangen van de school en de veiligheid van andere leerlingen zwaarder wegen dan het belang van [A] om zijn opleiding op de school voort te zetten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van [eiseres] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor scholen om een veilige leeromgeving te waarborgen en de gevolgen van ernstig wangedrag door leerlingen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/580680 / KG ZA 19-927
Vonnis in kort geding van 2 oktober 2019
in de zaak van
[eiseres]te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal te Leiden,
tegen:
STICHTING LUCAS ONDERWIJSte Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M.R.A. Dekker te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ' [eiseres] ' en 'Lucas'.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de op 30 september 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Lucas pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 2 oktober 2019 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 8 oktober 2019.

2.De toepasselijke regelgeving

2.1.
De Wet op het voortgezet onderwijs ('WVO') luidt voor zover hier van belang:
"Artikel 27 Toelating, verwijdering, voorwaardelijke bevordering; verblijfsduur praktijkonderwijs
1. (…) Definitieve verwijdering van een leerling waarop de Leerplichtwet 1969 van toepassing is, vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dan wel een instelling als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Leerplichtwet 1969 bereid is de leerling toe te laten.
2.2.
Het Inrichtingsbesluit WVO bepaalt onder meer:
"Artikel 14 Definitieve verwijdering
1. Het bevoegd gezag kan besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling nadat deze en, indien de leerling nog niet de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, ook diens ouders, voogden of verzorgers, in de gelegenheid is onderscheidenlijk zijn gesteld hierover te worden gehoord. Een leerling wordt op grond van onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd.
2. Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspectie. Hangende dit overleg kan de leerling worden geschorst. Het overleg strekt er mede toe, na te gaan op welke andere wijze de betrokken leerling onderwijs zal kunnen volgen.
3. Het bevoegd gezag stelt de inspectie van een definitieve verwijdering schriftelijk en met opgave van redenen in kennis."
2.3.
Voor zover hier van belang luidt artikel 3.6 van het Leerlingstatuut van de school:
"Een leerling die zich schuldig maakt aan ernstig wangedrag kan door of namens de locatiedirecteur worden geschorst, of definitief van de school worden verwijderd door de algemene directie."

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
[eiseres] is de moeder van [A] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] (hierna ' [A] ').
3.2.
[A] is een - leerplichtige - leerling van de [de School 1] , een school voor praktijkonderwijs en vmbo onderbouw met leerwegondersteuning (hierna 'de school'). De school maakt onderdeel uit van de [de Scholengroep] , een brede scholengemeenschap met meerdere locaties in [landstreek] , die valt onder het bevoegd gezag van Lucas.
3.3.
De website van de school vermeldt onder andere:
"Wij tolereren geen vandalisme, (seksuele)intimidatie, discriminatie, bedreiging en crimineel gedrag."
3.4.
Op 27 juni 2019 heeft [A] - in aanwezigheid van een vriend, tevens medeleerling - buiten het terrein van de school een andere medeleerling mishandeld.
3.5.
Bij brief van 16 juli 2019 heeft Lucas aan de ouders van [A] medegedeeld dat zij voornemens is [A] - vanwege de mishandeling en teneinde de (sociale) veiligheid te waarborgen - van de school te verwijderen.
3.6.
Nadat de ouders van [A] op 19 juli 2019 waren gehoord over het voornemen tot verwijdering, heeft Lucas op 24 juli 2019 aan de ouders bericht dat zij heeft besloten tot de definitieve verwijdering van [A] van de school, onder de mededeling dat binnen zes weken bezwaar kan worden gemaakt tegen dat besluit.
3.7.
Bij brief van 12 augustus 2019 heeft [eiseres] een bezwaarschrift ingediend tegen het definitieve besluit.
3.8.
Naar aanleiding van dat bezwaar heeft op 9 september 2019 een hoorzitting plaatsgevonden.
3.9.
Op 25 september 2019 heeft Lucas aan [eiseres] bericht dat haar bezwaar tegen het besluit van 24 juli 2019 wordt verworpen en dat de definitieve verwijdering van [A] van de school dus in stand blijft. Lucas geeft daarbij aan dat [de School 2] in [plaats 2] bereid is [A] toe te laten tot haar school.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert - zakelijk weergegeven - Lucas, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen om [A] binnen 24 uur na de betekening van het te wijzen vonnis weer toe te laten tot de school en hem toegang te verlenen tot alle lessen en schoolactiviteiten, met veroordeling van Lucas in de proceskosten.
4.2.
Daartoe voert [eiseres] - samengevat - het volgende aan.
De mishandeling door [A] van een medeleerling valt inderdaad niet goed te praten, maar kan geen goede reden vormen om hem definitief van de school te verwijderen. Te minder nu het een eenmalig incident buiten school(tijd) betreft, de kwestie tijdens een gesprek op de school op 28 juni 2019 is afgedaan en [A] zich prettig voelt op de school en het daar goed doet. Een belangenafweging moet in het voordeel van [A] uitvallen.
4.3.
Lucas voert verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
In dit kort geding ligt ter beoordeling voor de vraag of het gedrag van [A] op 27 juni 2019 jegens een medeleerling de ingrijpende maatregel van definitieve verwijdering van de school kan rechtvaardigen, wat [eiseres] betwist. Daarbij wordt vooropgesteld dat het bevoegd gezag bij de waardering van de ernst van het incident een vrijheid heeft die in rechte slechts marginaal kan worden getoetst.
5.2.
In geval van definitieve verwijdering dient het bevoegd gezag het bepaalde in artikel 14 van het Inrichtingsbesluit WVO in acht te nemen. Aangenomen moet worden dat Lucas zich daaraan heeft gehouden. Het tegendeel is in ieder geval gesteld noch gebleken. Bovendien heeft Lucas - ter voldoening aan het bepaalde in artikel 27 lid 1 WVO - een andere school ( [de School 2] in [plaats 2] ) bereid gevonden [A] als leerling toe te laten.
5.3.
Op de zitting is duidelijk geworden dat [A] tijdens de mishandeling op 27 juni 2019 ernstig fysiek geweld heeft gebruikt (slaan en schoppen), waarvoor hij strafrechtelijk wordt vervolgd en is gedagvaard om op 11 oktober 2019 bij de kinderrechter te verschijnen. De mishandeling vond bewust en met voorbedachte rade plaats, terwijl [A] deze heeft laten filmen door de erbij aanwezige vriend/medeleerling. Het opgenomen filmmateriaal is vervolgens - via sociale media - verspreid onder medeleerlingen. Bovendien is [A] - ook via de sociale media - aan medeleerlingen gaan vragen wat zij van het slachtoffer vinden en of zij hem ( [A] ) agressief vinden.
5.4.
Het voorgaande heeft Lucas op goede gronden kunnen en mogen kwalificeren als
ernstig wangedragin de zin van artikel 3.6 van het Leerlingstatuut en daaraan vervolgens de sanctie van definitieve verwijdering van de school mogen verbinden. Hieraan doet niet af dat de mishandeling buiten school(tijd) plaatsvond. Te minder nu de filmbeelden ervan zijn verspreid onder leerlingen van de school. Het eventuele, niet nader onderbouwde, pestgedrag van het slachtoffer doet - wat daar verder ook van zij - ook niet af aan voormelde conclusie. In het voorkomende geval had [A] de school daarover dienen te informeren, wat hij heeft nagelaten. Het is [A] aan te rekenen dat hij in plaats daarvan zelf op het slachtoffer is afgestapt en geweld tegen hem heeft gebruikt. Voorts kan - in het beperkte bestek van dit kort geding - niet worden aangenomen dat de kwestie betreffende de mishandeling tijdens het gesprek op de school op 28 juni 2019 was opgelost. Lucas bestrijdt dat gemotiveerd; volgens haar is het incident toen enkel besproken, maar zeker niet uitgesproken. Daar komt bij dat [eiseres] die stelling niet (voldoende) nader heeft onderbouwd. De enkele omstandigheid dat [A] na het gesprek en tot de aanvang van de zomervakantie nog welkom was op de school is in ieder geval onvoldoende om er gerechtvaardigd op te mogen vertrouwen dat geen (verdere) sancties zouden volgen, mede nu Lucas daarvoor een plausibele reden heeft aangevoerd.
5.5.
Ook een afweging van de wederzijdse belangen kan niet leiden tot een ander oordeel. Het belang van Lucas is erin gelegen dat zij de orde en rust binnen de school moet handhaven en dient te zorgen voor een veilig klimaat, waarbij voor (ernstig) geweld, zoals door [A] gebruikt, nooit plaats kan zijn. Daar komt bij dat door de definitieve verwijdering van [A] van de school aan alle leerlingen duidelijk wordt gemaakt dat dergelijk buitensporig gedrag niet wordt getolereerd. Dit belang weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan het belang van [eiseres] dat [A] zijn opleiding op de school kan voortzetten, ook al is met de overgang naar de andere school een langere reistijd (30 minuten met de bus in plaats van 15 minuten op de fiets) gemoeid en nemen de daarmee gemoeide vervoerskosten toe.
5.6.
De slotsom is dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
5.7.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vordering van [eiseres] af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Lucas begroot op € 1.619,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 639,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2019.
jvl