ECLI:NL:RBDHA:2019:10485
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake verblijfsvergunningen voor een jongvolwassene en haar minderjarige kinderen
Op 3 oktober 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken AWB 19/4990 en AWB 19/4991, waarbij de beroepen van eiseres en haar twee minderjarige kinderen tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond zijn verklaard. Eiseres, een jongvolwassene van Syrische afkomst, en haar kinderen hadden een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf bij familie. De staatssecretaris had deze aanvragen eerder afgewezen, met de motivering dat de gezinsband tussen eiseres en haar vader, referent, was verbroken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent, en dat de gezinsband niet hersteld kon worden. De rechtbank benadrukte dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van de kleinkinderen uitviel, omdat er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven in Turkije uit te oefenen. De rechtbank concludeerde dat de besluiten van de staatssecretaris niet in strijd waren met het EVRM en verklaarde de beroepen ongegrond.