ECLI:NL:RBDHA:2019:10420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2019
Publicatiedatum
4 oktober 2019
Zaaknummer
NL19.9792
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Eritrese eiseres op grond van geloofwaardigheid bekering en illegale uitreis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht ongegrond had verklaard. De eiseres stelde dat zij was bekeerd tot het Faith Mission-geloof en dat zij Eritrea illegaal had verlaten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiseres geloofwaardig achtte, maar de bekering tot het Faith Mission-geloof en de illegale uitreis ongeloofwaardig vond. De rechtbank volgde de eiseres in haar argument dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de Faith Mission-beweging, maar concludeerde dat dit niet leidde tot een geslaagd beroep. De rechtbank benadrukte dat de eiseres niet overtuigend had aangetoond dat haar bekering was gebaseerd op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Ook de verklaringen over haar kennis van het geloof en haar geloofsactiviteiten werden als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.9792

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 4 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en dit beroep voorzien van gronden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S.B. Aniania. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Eritrese nationaliteit. Zij is samen met haar minderjarige zoon Nederland ingereisd met gebruikmaking van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres heeft vervolgens een zelfstandige asielaanvraag ingediend, waaraan zij ten grondslag heeft gelegd dat zij is bekeerd tot het Faith Mission-geloof en dat zij Eritrea illegaal heeft verlaten.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Echter acht verweerder ongeloofwaardig dat eiseres is bekeerd tot het Faith Mission-geloof en dat zij Eritrea illegaal heeft verlaten.
3. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiseres voert allereerst aan dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de Faith Mission-beweging. Eiseres wijst erop dat verweerder niet heeft onderkend dat deze stroming geplaatst dient te worden in de categorie pinkster- en evangeliekerken en dat het gaat om een stroming met een relatief strenge leer. Verweerder heeft daardoor volgens eiseres ten onrechte overwogen dat haar verklaring dat zij op zoek was naar meer discipline in haar geloof niet te rijmen is met haar verklaring dat zij zich heeft bekeerd tot het protestantisme vanuit de orthodoxe kerk, die volgens verweerder doorgaans meer gedisciplineerd is. Ter zitting heeft eiseres verhelderd dat het gebruikelijk is in Eritrea om de term ‘protestantisme’ [1] te gebruiken wanneer wordt gesproken over het lidmaatschap van door de autoriteiten verboden pinkster- en evangeliekerken.
5. De rechtbank volgt eiseres hierin. Echter is de rechtbank van oordeel dat dit niet maakt dat het beroep van eiseres slaagt. Daartoe is het volgende redengevend.
6. Verweerder beoordeelt een door een vreemdeling aan een asielaanvraag ten grondslag gelegde bekering met ingang van 1 juli 2018 aan de hand van de openbare Werkinstructie 2018/10. Hierin is de vaste gedragslijn overgenomen die eerder door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is aangemerkt als rechtmatige wijze van beoordelen [2] . De Werkinstructie 2018/10 is geen beleidswijziging, maar een verbetering in de wijze van beoordelen [3] . Het uitgangspunt van de Werkinstructie 2018/10 is dat de vreemdeling door middel van verklaringen aannemelijk moet maken dat zijn bekering is gebaseerd op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Daarbij wordt verwacht dat de vreemdeling kan verklaren over zijn motieven voor en proces van bekering en daarnaast over kennis van het geloof en geloofsactiviteiten. Stukken van derden kunnen ter ondersteuning dienen.
7. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet overtuigend heeft verklaard over haar motieven voor en proces van bekering tot het Faith Mission-geloof. Eiseres heeft verklaard dat het haar aansprak dat de leden van deze beweging die zij heeft leren kennen via haar nieuwe baan op een Faith Mission-school gedisciplineerd en Bijbelgetrouw waren en oprechte aandacht voor elkaar hadden. Verweerder heeft erop kunnen wijzen dat dergelijke verklaringen geen blijk geven van een diepgewortelde, innerlijke overtuiging om van levensbeschouwing te veranderen.
8. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet overtuigend heeft verklaard over haar kennis van de Faith Mission-beweging. Daarbij heeft verweerder kunnen meewegen dat eiseres heeft verklaard dat zij gedurende vijf jaar op een school van de Faith Mission-beweging heeft gewerkt en met regelmaat met haar collega’s over het geloof sprak. Eiseres heeft evenwel slechts in zeer algemene bewoordingen kunnen antwoorden op vragen over onder meer de verschillen tussen het orthodoxe geloof en het Faith Mission-geloof.
9. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet overtuigend heeft verklaard over haar geloofsactiviteiten. Zo heeft eiseres verklaard dat zij na haar komst naar Nederland nauwelijks nog de kerk heeft bezocht. Eiseres heeft aanvankelijk verklaard dat dit kwam omdat zij daardoor problemen kreeg met haar echtgenoot, die nog het orthodoxe geloof aanhangt. Verweerder heeft echter aan eiseres tegen kunnen werpen dat zij later zonder onderbouwing heeft verklaard dat zij inmiddels vaker naar de kerk gaat ondanks dat het haar nog steeds problemen oplevert. Ook heeft verweerder erop kunnen wijzen dat de door eiseres bij aanvullende zienswijze overgelegde brief van de Bethel-kerk te Den Haag van 8 maart 2019 geen inzicht geeft in de mate van kerkbezoek van eiseres.
10. Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat zij Eritrea illegaal heeft verlaten. Volgens eiseres verwacht verweerder ten onrechte dat zij verdere voorbereidingshandelingen voor de vlucht had moeten treffen. Daarnaast wijst eiseres erop dat zij in een UNHCR-vluchtelingenkamp heeft moeten verblijven.
11. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Eiseres heeft verklaard dat zij na een eerdere uitreispoging onder zware omstandigheden is gedetineerd, maar dat zij desondanks een tweede poging niet heeft voorbereid omdat je niets zou hoeven doen om de grens over te kunnen steken. Verweerder heeft dit niet ten onrechte als tegenstrijdig aangemerkt. Daarnaast kan eiseres met de enkele stelling dat zij in een UNHCR-kamp heeft verbleven niet aannemelijk maken dat zij Eritrea illegaal heeft verlaten.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Tigrinia: ‘kenisha’
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1068.
3.Brief van verweerder aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal van 13 november 2018, Kamerstukken II 2018/19, 19 637, nr. 2440.