ECLI:NL:RBDHA:2018:9727
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vreemdeling met biseksuele geaardheid en relatieproblemen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse vreemdeling, eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiser, geboren op 18 maart 1998, heeft verklaard dat hij een geheime relatie had met een meisje genaamd [persoon X], wat leidde tot bedreigingen van zijn en haar familie. Eiser heeft in zijn asielaanvraag gesteld dat hij vanwege zijn biseksuele geaardheid en de problemen die hij ondervond door deze relatie, asiel nodig heeft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de gestelde relatie en de biseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig werden geacht.
Tijdens de zitting op 27 november 2017 heeft eiser zijn verhaal toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser over zijn relatie met [persoon X] en zijn biseksualiteit kritisch beoordeeld. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als vluchteling moet worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag op juiste gronden heeft afgewezen, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser in twijfel getrokken, met name over de details van zijn relatie en de bedreigingen die hij zou hebben ontvangen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.