ECLI:NL:RBDHA:2018:9603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
C/09/557084 / KG RK 18-1083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot aanhoudingsverzoek

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen de rechters E. Kouwenhoven en M.A. Dirks. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op twee gronden: ten eerste dat een eerder aanhoudingsverzoek van de verzoeker niet was gehonoreerd, en ten tweede dat er geen rekening was gehouden met de door de verzoeker opgegeven verhinderdata. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van een verzoek om uitstel een processuele beslissing is die in beginsel geen grond voor wraking vormt. Alleen in uitzonderlijke gevallen, waarin de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid oplevert, kan tot wraking worden overgegaan. De wrakingskamer concludeerde dat dergelijke omstandigheden zich hier niet voordeden. Het verzoek om aanhouding van de zitting werd ook afgewezen, omdat de gewraakte rechters niet verplicht zijn om te verschijnen en er geen ruimte is voor inhoudelijke discussie over de hoofdzaak tijdens de wrakingsprocedure. De wrakingskamer verklaarde het voorwaardelijke wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk en wees het oorspronkelijke wrakingsverzoek af, omdat er geen objectieve aanwijzingen voor vooringenomenheid waren. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
zaak- /rekestnummer: C/09/557084 / KG RK 18-1083
Beslissing van 7 augustus 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mrs. E. Kouwenhoven en M.A. Dirks,
rechters in deze rechtbank,
hierna tezamen te noemen: de rechters.
Belanghebbende in deze procedure is:
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen kantoor Haaglanden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 19 juli 2018, aangevuld op 26 juli 2018 en 27 juli 2018;
- de schriftelijke reacties van de rechters van 26 juli 2018;
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker;
- de rechter mr. E. Kouwenhoven;
- de belanghebbende, ter zitting vertegenwoordigd door J. Hordijk.
De rechter mr. M.A. Dirks heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaken met nummers
SGR 15/5684 (Dirks) en 18/2918 (Kouwenhoven) tussen verzoeker en de belanghebbende.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Op 28 mei 2018 is het aanhoudingsverzoek van verzoeker in verband met de voorbereiding van het kerkelijk huwelijk van zijn dochter in Portugal door de rechtbank toegekend. Een zelfde verzoek is door de rechtbank op 12 juli 2018 afgewezen. Het kan niet zo zijn dat een aanhoudingsverzoek op eenzelfde grond de ene keer wordt toegekend en de andere keer wordt afgewezen.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd. Die reacties worden hierna voor zover nodig besproken.
2.4.
Voorafgaand aan de zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker verzocht tot aanhouding van de zaak tot het moment dat beide gewraakte rechters ter zitting aanwezig kunnen zijn om juridische vragen te beantwoorden. Dit verzoek heeft verzoeker ter zitting herhaald en hieraan een voorwaardelijk wrakingsverzoek ten aanzien van de wrakingskamer verbonden.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer zal voordat wordt ingegaan op het oorspronkelijke wrakingsverzoek, eerst het aanhoudingsverzoek ten aanzien van de behandeling in de wrakingskamer behandelen, als ook het hieraan gekoppelde voorwaardelijke wrakingsverzoek van de wrakingskamer.
3.3.
De wrakingskamer ziet in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn aanhoudingsverzoek geen aanleiding de behandeling van de wrakingskamer aan te houden. Het is verzoeker er - naar de wrakingskamer begrijpt - om te doen dat beide gewraakte rechters ter zitting aanwezig zijn, zodat hij inhoudelijk met hen in discussie kan gaan over de hoofdzaken. Naast dat de gewraakte rechters niet gehouden zijn ter zitting van de wrakingskamer te verschijnen, bestaat er binnen de wrakingsprocedure geen ruimte om inhoudelijk op de hoofdzaken in te gaan. Het verzoek om aanhouding wordt dan ook afgewezen.
3.4.
Voorts overweegt de wrakingskamer dat het aan het aanhoudingsverzoek gekoppelde voorwaardelijke wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daaraan ligt ten grondslag dat het een verzoek tot wraking van de wrakingskamer betreft dat berust op feiten en omstandigheden die voor elke wrakingskamer - in welke samenstelling dan ook - gelden. Immers als onder 3.3 overwogen bestaat er geen verplichting voor de gewraakte rechters om op de zitting aanwezig te zijn en bestaat er binnen de wrakingsprocedure evenmin ruimte om inhoudelijk met de gewraakte rechters op de hoofdzaken in te gaan. Onder die omstandigheden kan de wrakingskamer op grond van hetgeen in het Wrakingsprotocol onder artikel 9.1, onderdeel h, is bepaald, zonder nadere zitting tot deze beslissing komen.
3.5.
Ten aanzien van het oorspronkelijke wrakingsverzoek overweegt de wrakingskamer als volgt. De wrakingskamer stelt voorop dat de afwijzing van een verzoek om uitstel van een zitting moet worden aangemerkt als een processuele beslissing. Dergelijke beslissingen vormen in beginsel geen grond voor een wraking. Alleen indien de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechtbank jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Dergelijke omstandigheden hebben zich naar het oordeel van de wrakingskamer hier niet voorgedaan. Blijkens de schriftelijke reacties van de gewraakte rechters is een eerder verzoek om uitstel gehonoreerd en is bij de planning van de zitting rekening gehouden met de door verzoeker opgegeven verhinderdata (15/5684) dan wel is het verzoek om uitstel afgewezen omdat naar het oordeel van de gewraakte rechter de reden waarom uitstel was gevraagd, mede gelet op het tijdstip waarop het verzoek werd gedaan, niet valt onder de uitzonderlijke omstandigheden waarbij uitstel wordt verleend. In dat verband dient opgemerkt te worden dat de correspondentie inzake de hoofdzaak met nummer SGR 15/5684 niet ook in het dossier van de hoofdzaak met nummer SGR 18/2918 wordt gevoegd. Hierdoor heeft de betreffende rechter in die zaak geen rekening kunnen en hoeven houden met de door verzoeker in de zaak met nummer SGR 15/5684 opgegeven verhinderdata. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat op geen enkele wijze is gebleken dat de schijn van vooringenomenheid jegens verzoeker is gewekt. Het wrakingsverzoek wordt dan ook afgewezen.
3.6.
Voor al het overige dat door verzoeker is aangevoerd bestaat binnen de wrakingsprocedure geen ruimte, zodat de wrakingskamer daaraan voorbijgaat.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• verweerders in de hoofdzaken;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. G.P. van Ham, M. Kramer en T.A. de Hek in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Demoed-van Dongen en in openbaar uitgesproken op 7 augustus 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.