ECLI:NL:RBDHA:2018:9602
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen voorzitter meervoudige strafkamer wegens niet beantwoorden van niet zaaksgerelateerde vragen
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen de voorzitter van de meervoudige strafkamer. Het verzoeker stelde dat de voorzitter niet had willen antwoorden op vragen die niet gerelateerd waren aan de zaak. De wrakingskamer oordeelde dat de voorzitter, en elke andere rechter, niet wettelijk verplicht is om dergelijke vragen te beantwoorden. Het niet beantwoorden van deze vragen leidt volgens de wrakingskamer niet tot de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat de onpartijdigheid in het geding is. Aangezien de verzoeker eerder op dezelfde grond had gewraakt, werd er een wrakingsverbod opgelegd voor toekomstige verzoeken op dezelfde basis. De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet en dat een volgend wrakingsverzoek op dezelfde grond niet in behandeling zal worden genomen.