ECLI:NL:RBDHA:2018:9602

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
C/09/557059 / KG RK 18-1080
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen voorzitter meervoudige strafkamer wegens niet beantwoorden van niet zaaksgerelateerde vragen

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen de voorzitter van de meervoudige strafkamer. Het verzoeker stelde dat de voorzitter niet had willen antwoorden op vragen die niet gerelateerd waren aan de zaak. De wrakingskamer oordeelde dat de voorzitter, en elke andere rechter, niet wettelijk verplicht is om dergelijke vragen te beantwoorden. Het niet beantwoorden van deze vragen leidt volgens de wrakingskamer niet tot de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat de onpartijdigheid in het geding is. Aangezien de verzoeker eerder op dezelfde grond had gewraakt, werd er een wrakingsverbod opgelegd voor toekomstige verzoeken op dezelfde basis. De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet en dat een volgend wrakingsverzoek op dezelfde grond niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
zaak- /rekestnummer: C/09/557059 / KG RK 18/1080
Beslissing van 30 juli 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.E. Bierling,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
mr. G. Sannes, officier van justitie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 17 juli 2018 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 24 juli 2018;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 17 juli 2018.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de belanghebbende, ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. M.L. Groeneveld.
Verzoeker heeft schriftelijk afstand gedaan van het recht ter zitting te verschijnen. De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met parketnummer 09/819315-17 tegen verzoeker als verdachte.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De voorzitter van de meervoudige kamer heeft geen antwoord willen geven op de vraag van verzoeker op zij mevrouw [naam 1] en [naam 2] kent. Door op deze vraag geen antwoord te willen geven, heeft zij geweigerd openheid van zaken te geven.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat de voorzitter van de meervoudige strafkamer de procesgang en de orde ter zitting bewaart. Indien de voorzitter geen antwoord geeft op door een verdachte gestelde niet aan de zaak gerelateerde vragen, dan heeft een verdachte dit te accepteren. Een voorzitter, als ook elke andere rechter, is op geen enkele (wettelijke) grond gehouden dergelijke vragen te beantwoorden. Het is de verdachte aan wie vragen worden gesteld en stukken worden voorgehouden. Door het niet beantwoorden van de door verzoeker aan de voorzitter gestelde vraag is naar het oordeel van de wrakingskamer dan ook geen sprake van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid jegens verzoeker. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
3.3.
Omdat verzoeker eerder op eenzelfde grond heeft gewraakt en de gerechtvaardigde vrees bestaat dat hij dit in de toekomst weer zal doen, acht de wrakingskamer het opportuun om aan verzoeker een wrakingsverbod in de hoofdzaak op te leggen aangaande het niet beantwoorden van niet aan de zaak gerelateerde vragen door de rechtbank. Dit om misbruik van het instituut wraking en verdere vertraging van de hoofdzaak zoveel mogelijk te voorkomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek op eenzelfde grond in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de officier van justitie mr. G. Sannes;
• de rechter;
Deze beslissing is gegeven door de mrs. G.P. van Ham, M. Kramer en T.A. de Hek in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Demoed-van Dongen en in openbaar uitgesproken op 30 juli 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.