Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
tegen [slachtoffer 1]en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit:
eenop
eenvuurwapen gelijkend voorwerp, op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gericht te houden, terwijl de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd doorzocht en
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1]gevorderde bedrag is door de verdediging betwist. De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van het weggenomen bedrag niet eenvoudig is vast te stellen. Aanhouding van de zaak voor nader onderzoek en een nadere onderbouwing levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet‑ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 1]en
[slachtoffer 2]gevorderde bedragen (€ 2.500,-- respectievelijk € 2.000,--) zijn door de verdediging niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen voor wat betreft de gevorderde immateriële schade voldoende zijn onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partijen schade hebben geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht de gevorderde bedragen naar billijkheid toewijsbaar.
8.De toepasselijke wetsartikelen
9.De beslissing
3 (drie) JAREN;
[slachtoffer 1]en
[slachtoffer 2](gedeeltelijk) toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [slachtoffer 1] : een bedrag van € 2.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2017;
- [slachtoffer 2] : een bedrag van € 2.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2017;
[slachtoffer 1]ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- € 2.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2017, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
- € 2.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2017, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;