Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding in kort geding van 13 juli 2018,
- de akte overlegging producties van [eiser] , met producties 1 t/m 11;
- de akte overlegging producties van Naturalis, met producties 1 t/m 15;
- de mondelinge behandeling van 18 juli 2018;
- de pleitnota van [eiser] en de aanvullende producties 12 t/m 14 van [eiser] , tevens houdende een wijziging van eis (van tekstuele aard);
- de pleitnota van Naturalis.
2.De feiten
3. Mededelingen aan het publiek
(hierna te noemen: het Persbericht, voorzieningenrechter)aan derden te sturen:
.
Naturalis kan verder met realiseren droom
3.Het geschil
‘Wel geeft hij toe dat de ruzie met [eiser] ‘vervelend was’,
‘Het conflict heeft het bouwproces vertraagd en veel geld gekost’en het antwoord
‘nee’op de vragen of [naam 5] achteraf vindt dat hij zichzelf iets kwalijk had moeten nemen en of hij niet meer rekening had moeten houden met de rechten van de architect’) zijn in strijd met dit overeengekomen uitlatingsverbod. Bovendien wordt met deze uitlatingen afbreuk gedaan aan de strekking van het gezamenlijke Persbericht, waarin Naturalis heeft erkend dat de ontstane noodsituatie bij de bouw het gevolg is van het beleid van Naturalis om de verbouwing door te zetten in de wetenschap dat dit mogelijk in strijd zou zijn met de rechten van [eiser] , en Naturalis aan [eiser] excuses heeft gemaakt voor haar handelswijze. [eiser] heeft er geen vertrouwen meer in dat Naturalis zich aan het overeengekomen uitlatingenverbod zal houden, wanneer daar geen dwangsom of boete op staat, ook omdat Naturalis bij monde van [naam 3] al na de eerdere overtreding in maart 2017 had toegezegd de afspraken voortaan te zullen nakomen. [eiser] heeft er dan ook recht en belang bij dat een dwangsom aan het uitlatingenverbod wordt verbonden. Daarnaast heeft [eiser] er belang bij dat de uitlatingen worden gerectifceerd, zodat zij verenigbaar zijn met het Persbericht en geen verdere afbreuk doen aan de reputatie en het imago van [eiser] .
4.De beoordeling
‘Vindt [naam 5] achteraf niet dat hij zichzelf iets kwalijk moet nemen? Had hij niet meer rekening moeten houden met de rechten die architecten hebben? [naam 5] ‘Zonder iets inhoudelijks te zeggen, een kort antwoord: nee’. Weliswaar is deze passage in het definitieve stuk nog gevolgd door de passage dat de zaak voor [naam 5] is afgesloten en filosoferen over wat er anders had gekund weinig zin heeft, maar het antwoord zelf is niet genuanceerd of meer in lijn gebracht met de verklaring van Naturalis in het Persbericht. Ten onrechte voert Naturalis aan dat de uitlating geen betrekking heeft op het geschil, maar alleen een analyse achteraf van [naam 5] op zijn persoonlijke handelswijze weergeeft. Hiermee gaat Naturalis eraan voorbij dat het ‘nee’, gezien de tekst van het interview, ook een antwoord betreft op de vraag of Naturalis bij de verbouwing rekening moest houden met de persoonlijkheidsrechten van [eiser] , welke vraag nu juist de kern van het schil vormde. De uitlating kan dan ook als een overtreding van artikel 3.1 worden aangemerkt.