ECLI:NL:RBDHA:2018:8363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
13 juli 2018
Zaaknummer
NL18.8611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een homoseksuele man uit Centraal-Afrika en de beoordeling van de geloofwaardigheid door de IND

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een man van Centraal-Afrikaanse nationaliteit die homoseksueel is. De man had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de Staatssecretaris om de aanvraag af te wijzen niet voldoende was, vooral in het licht van een kamerbrief van 4 juli 2018 die een gewijzigde beoordelingswijze voor lhbti-asielzoekers introduceerde. De rechtbank stelde vast dat de aangevoerde argumenten van de Staatssecretaris niet konden uitsluiten dat de nieuwe werkinstructie tot een andere beoordeling van de asielaanvraag zou kunnen leiden. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet had aangetoond dat de gewijzigde instructie geen invloed zou hebben op de beoordeling van de geloofwaardigheid van de man. Hierdoor werd het bestreden besluit vernietigd en werd de Staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.002,-.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL18.8611
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser (gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.P.M. Olsthoorn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is van Centraal-Afrikaanse nationaliteit. Hij is geboren op [1991] .
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en om die reden vele problemen heeft ondervonden. Eiser bemerkte op twaalfjarige leeftijd dat hij zich aangetrokken voelde tot jongens. Al op zijn tiende begon dat gevoel, maar hij dacht toen nog dat het om een ziekte ging. Eiser heeft meerdere relaties gehad die keer op keer voor problemen zorgden. Partners van eiser zijn zelfs gedood of gevlucht. Ook de moeder van betrokkene zou om de seksuele gerichtheid van eiser gedood zijn. Toen eiser zelf met de dood bedreigd werd is hij gevlucht.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • de identiteit en nationaliteit van eiser;
  • de homoseksualiteit van eiser en de daardoor ondervonden problemen.
4. Verweerder heeft de identiteit en nationaliteit van eiser aannemelijk geacht.
5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit ten aanzien van de gestelde homoseksualiteit van eiser en de daardoor ondervonden problemen op het standpunt gesteld dat dit element niet geloofwaardig wordt geacht. Hiertoe heeft verweerder, kort samengevat, in aanmerking genomen dat eisers verklaringen over de eigen ervaringen met en de bewustwording van de seksuele gerichtheid niet overtuigend zijn. Bovendien is het relaas van eiser te weinig persoonlijk om als overtuigend aangemerkt te kunnen worden. Verder heeft verweerder tegenstrijdigheden aangetroffen in de verklaringen die eiser in dit verband heeft afgelegd. Verweerder heeft daarom besloten dat de asielaanvraag dient te worden afgewezen als ongegrond.
6. Eiser voert aan dat de besluitvorming niet zorgvuldig is en wijst daartoe op de op
4 juli 2018 verschenen kamerbrief over de beoordeling van de geloofwaardigheid van lhbti- asielzoekers en bekeerlingen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Uit deze brief volgt dat de IND wijzigingen zal aanbrengen in onder meer de manier waarop de geloofwaardigheidsbeoordeling van lhbti’s plaatsvindt. De nadruk zal daarbij in de aangepaste werkinstructie niet meer komen te liggen op het bewustwordingsproces en de wijze van zelfacceptatie. Eiser wijst erop dat er meer open vragen gesteld zullen worden en de vreemdeling moet in staat worden gesteld om op zijn eigen niveau uitleg te geven.
Centraal zal komen te staan dat de asielzoeker een authentiek verhaal vertelt.
7. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de aangehaalde kamerbrief eiser niet kan baten. In eisers specifieke geval zal de aangepaste werkinstructie namelijk niet leiden tot een andere beoordeling, gelet op de vage, summiere en tegenstrijdige verklaringen die eiser heeft afgelegd in het kader van zijn asielrelaas. De thema’s aan de hand waarvan de geloofwaardigheid wordt beoordeeld zullen niet wijzigen. De omstandigheid dat de nadruk in de aangepaste werkinstructie niet meer komt te liggen op het bewustwordingsproces en de wijze van zelfacceptatie, neemt niet weg dat eiser in het geheel niet overtuigend en te weinig persoonlijk heeft verklaard over zijn seksuele gerichtheid, aldus verweerder.
8. In de kamerbrief van 4 juli 2018 staat onder meer het volgende:
“Aanpassen werkinstructies lhbti’s en bekeerlingen: persoonlijk verhaal en ervaringen
leidend.
Werkinstructie lhbti’s
Belangenorganisaties uitten met name kritiek op de nadruk die de IND bij de beoordeling legt op het bewustwordingsproces en de zelfacceptatie van de gestelde lhbti. Dit zou ertoe leiden dat de IND teveel uitgaat van “westerse” begrippen en van het uitgangspunt dat iedere lhbti een goed en psychologisch onderbouwd verhaal kan vertellen.
Deze kritiek begrijp ik en om die reden zal bij de instructie aan de hoor- en beslismedewerkers de nadruk niet meer liggen op het bewustwordingsproces en de wijze van zelfacceptatie. In de werkinstructie is voorts meer tekst opgenomen over het stellen van open vragen en het stellen van vragen over persoonlijke ervaringen en betekenisgeving. Het gaat er daarbij om dat de asielzoeker zoveel mogelijk een authentiek verhaal vertelt. Op deze manier zal de asielzoeker gestimuleerd worden om zijn eigen verhaal te vertellen en kan ook naar verwachting fraude, gepleegd door het vertellen van een standaard aangeleerd
verhaal, worden voorkomen. De vreemdeling moet voorts in staat gesteld worden om op zijn eigen niveau uitleg te geven. Daarbij wordt ook nu al rekening gehouden met het referentiekader (opleidingsniveau, cultuur, levensfase etc.) van de asielzoeker. Dit is namelijk een algemeen uitgangspunt bij het behandelen en beoordelen van asielaanvragen. Desondanks zal hieraan in de werkinstructie ook extra aandacht worden besteed. Alle thema’s uit de werkinstructie zullen door de IND in onderlinge samenhang worden betrokken, zonder dat onevenredig gewicht wordt gehecht aan één aspect van het verhaal van de vreemdeling.(…)”
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet met de ter zitting gegeven motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat de hiervoor geciteerde kamerbrief niet zal leiden tot een andere beoordeling van eisers asielrelaas. De rechtbank volgt eisers betoog ter zitting, dat de aangepaste werkinstructie tot een andere vraagstelling en daarmee wijze van horen zal leiden en daarmee niet op voorhand kan worden uitgesloten dat dit ook tot een andere beoordeling zal leiden. Hoewel gelet op wat verweerder naar aanleiding van de reeds gehouden gehoren aan eiser tegenwerpt niet gegeven is dat de gewijzigde werkinstructie tot een voor eiser inhoudelijk andere uitkomst zal leiden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet vooruit worden gelopen op wat de inhoud zal zijn van eisers asielrelaas en de uitkomst van de beoordeling hiervan, indien de
gewijzigde werkinstructiewordt gehanteerd. Ex nunc toetsende, en met inachtneming van het door eiser aangevoerde, is de rechtbank van oordeel dat dit voor verweerders risico behoort te komen. Dit brengt met zich dat eisers beroep slaagt en dat het bestreden besluit waarin de nadruk is gelegd op eisers verklaringen over zijn bewustwordingsproces en de wijze van zelfacceptatie wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel geen stand kan houden. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
10. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van eisers beroepsgronden met betrekking tot de veiligheidssituatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, gelet op wat hiervoor is overwogen. Omdat de precieze inhoud van de bedoelde gewijzigde werkinstructie nog niet bekend is, acht de rechtbank zich verder onvoldoende voorgelicht om zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank om diezelfde reden geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Hierbij acht de rechtbank verder van belang dat door verweerder niet is gespecificeerd wanneer de gewijzigde werkinstructie gereed zal zijn. Verweerder zal daarom een nieuw besluit op eisers aanvraag moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J. Brouwer, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
12 juli 2018

Documentcode: DSR2225592

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.