ECLI:NL:RBDHA:2018:9066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
09/827741-17 en 09/817997-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en diefstal met geweld in de woning van het slachtoffer

Op 23 december 2017 heeft de verdachte, in de nachtelijke uren, de woning van het slachtoffer in Den Haag binnengedrongen. Hij heeft het slachtoffer met geweld en bedreiging gedwongen tot seksuele handelingen en heeft haar beroofd van geld en sieraden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze heeft geschonden. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij deze feiten heeft gepleegd, aangezien iedereen zich veilig moet kunnen voelen in zijn of haar woning. De verdachte heeft een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, wat het recidiverisico verhoogt. De rechtbank oordeelt dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Daarom is TBS met dwangverpleging opgelegd, naast een gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van € 9.483,64, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/827741-17 en 09/817997-17 (tul)
Datum uitspraak: 31 juli 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid-West – De Dordtse Poorten te Dordrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 april 2018 (pro forma), 3 juli 2018 (pro forma) en 17 juli 2018 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.C.E.T. de Ceuninck van Capelle – Willems en van hetgeen door de verdachte en zijn (opvolgend) raadsman mr. M. Rasterhoff naar voren is gebracht. Op 9 april 2018 en op 3 juli 2018 werd de verdachte bijgestaan door mr. F. Yildiz.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 december 2017 te Den Haag door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (meermalen)
- brengen en/of duwen en/of (vervolgens) houden van en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in/tegen/bij de mond van en/of in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- zich door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- kussen en/of likken van en/of zuigen aan de (ontblote) borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer] en/of
- kussen van de (ontblote) bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- vastpakken van een en/of beide borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- zich door die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, tepel(s) laten trekken of
- zich door die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, balzak laten voelen/strelen/vastpakken,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(e)n en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- de (voordeur) van die [slachtoffer] open heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] de woonkamer heeft ingetrokken door zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] te doen en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Uit dat ding" en/of
- die [slachtoffer] de wc heeft ingetrokken/ingesleept door aan de arm van die [slachtoffer] te trekken en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil je neuken" en/of "Ik wil dat u uw blouse uitdoet" en/of "Je moet voorover bukken" en/of "Als u dat niet doet word ik boos" en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil dat je je omdraait" en/of "Raak mijn penis aan" en/of "Ik wil dat je mijn penis van voor naar achteren beweegt" en/of "Ik wil dat je mij aftrekt" en/of "Sneller" en/of "Omdraaien en bukken" en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Je doet wat ik wil want ik heb een pistool bij me" en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ga bovenop me/mijn piemel zitten" en/of
- de arm(en) van die [slachtoffer] heeft vastgehouden/vastgepakt en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer] heeft vastgehouden/vastgepakt en/of
- ( meermalen) op de (ontblote) bil(len) van die [slachtoffer] heeft geslagen/getikt en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet me pijpen" en/of "Pijpen nu!" en/of "Je moet met je mond om de penis heen en dan heen en weer gaan" en/of "Raak tijdens het pijpen mijn zak aan" en/of "Trek aan mijn tepels" en/of "Draai je om!" en/of
- die [slachtoffer] bij de zijkant van haar heupen heeft vastgepakt en/of de heupen (meermalen) van links naar rechts heeft bewogen en/of die [slachtoffer] (aan haar heupen) naar achteren heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Je bent een mooie vrouw" en/of "Je bent een lekkere vrouw",
en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
2.
hij op of omstreeks 23 december 2017 te ’s-Gravenhage tussen 01.00 en 03.10, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen 15 euro, althans enig geldbedrag en/of een zilveren kruis en/of een ring en/of een horloge, althans diverse sieraden en/of een tablet (merk: Acer) en/of een elektrische fiets (merk Bikkel T-3) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de voordeur van de woning (met kracht) open te duwen en/of
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Ik wil goud" en/of
- die [slachtoffer] naar de woonkamer te trekken door zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] te doen en/of
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Blijf bij de deur staan. Ik ga kijken of ik geld of goud kan vinden. Heb je geld in huis? " en/of "Wat is je pincode" en/of
- die [slachtoffer] aan haar (rechter)hand mee te trekken naar de slaapkamer en/of (vervolgens) (na de slaapkamer en/of de kledingkast te hebben doorzocht)
- die [slachtoffer] aan haar hand mee te nemen/trekken naar de badkamer en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Jij blijft in de badkamer, de deur blijft dicht. Ik ga in de kamer kijken of ik nog wat kan vinden" en/of "Als je - eruit komt dan haal ik mijn vrienden, die staan buiten te wachten" en/of "Ik heb een pistool."

3. Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich op 23 december 2017 te Den Haag heeft schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal uit de woning van [slachtoffer] met (bedreiging met) geweld tegen die [slachtoffer] (feit 2). Voorts wordt de verdachte verweten dat hij [slachtoffer] in haar woning heeft verkracht (feit 1).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich, zoals verwoord in zijn pleitnotitie, op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat, hoewel de verdediging niet betwist dat aangeefster zich gedwongen heeft gevoeld om seks te hebben met de verdachte, de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op die dwang. Uit de verklaring van de verdachte volgt immers dat hij oprecht dacht dat aangeefster instemde met de seksuele handelingen. De raadsman heeft hierbij in het bijzonder gewezen op de omstandigheid dat aangeefster meewerkte en geen emotie toonde. In de beleving van de verdachte betekende dit – gelet op zijn forse intellectuele beperking – dat zij vrijwillig seks met hem wilde. De verdachte gedroeg zich, blijkens de verklaring van aangeefster, ook vriendelijk. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van de aan hem onder feit 1 ten laste gelegde verkrachting.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat op 23 december 2017 om 01:00 uur een man voor de deur stond die om een glaasje water vroeg. Zij heeft de voordeur een stukje open gedaan en gaf aan dat zij hem geen water wilde geven. Op het moment dat aangeefster de deur dicht wilde doen, gaf de man een flinke zet tegen de voordeur aan. Aangeefster viel hierdoor naar achteren. De man riep dat hij goud wilde. Hij heeft aangeefster vervolgens bij haar nek beet gepakt en naar de woonkamer meegetrokken waardoor haar duster openging. De man riep: “uit dat ding”. Aangeefster heeft verklaard dat hij haar vervolgens aan haar linkerarm mee naar de wc heeft getrokken en de wc in sleepte. De man zei: "Ik wil je neuken" en "Ik wil dat u uw blouse uitdoet". Aangeefster zei dat zij dit niet wilde. De man zei dat ze voorover moest bukken. Als zij dat niet zou doen, zou hij boos worden.
De man heeft aangeefster vervolgens verkracht. Hij heeft aangeefster vaginaal gepenetreerd. Aangeefster moest zich omdraaien en (voorover) bukken. De man heeft aangeefster daarbij aan de zijkant van haar heupen vastgepakt en deze van links naar rechts bewogen en naar achteren getrokken. Aangeefster moest ook op de schoot van de man – boven op zijn penis – zitten, terwijl hij op de toiletbril zat. Zij moest dan meebewegen. De man heeft op de billen van aangeefster getikt, haar borsten beetgepakt en gekust en aan haar tepels gezogen. Hij zei tegen aangeefster dat ze een mooie vrouw was, een lekkere vrouw.
Ook heeft aangeefster de verdachte moeten aftrekken. De man heeft daarbij gezegd dat zij zich om moest draaien, dat zij zijn penis aan moest raken, en deze van voor naar achteren moest bewegen en dat dit sneller moest. De man zei constant wat zij moest doen.
De verdachte heeft aangeefster tevens oraal gepenetreerd. Hij zei: "Je moet me pijpen", "Pijpen nu!" en "Je moet met je mond om de penis heen en dan heen en weer gaan". Tijdens het pijpen moest aangeefster zijn balzak aanraken en aan zijn tepels trekken.
Aangeefster heeft verklaard dat zij meewerkte, omdat de man even daarvoor tegen haar had gezegd dat zij moest doen wat hij wilde, omdat hij een pistool bij zich had. Ook had de man tegen haar gezegd dat buiten vrienden op hem stonden te wachten. Aangeefster durfde niets te doen, omdat zij niet wist wat hij zou doen. De man werd boos als zij iets niet deed en dat was bedreigend. Hij ging om 03:10 uur weg. [2]
Aangeefster had een wondje aan haar rechter neusvleugel, krassen aan haar linker onderarm en een grote blauwe plek op haar rechterhand. [3]
Er is celmateriaal van aangeefster afgenomen ten behoeve van DNA-onderzoek. In de bemonsteringen van de binnenste schaamlippen en diep vaginaal is sperma aangetroffen. Het vergelijkend DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat het sperma afkomstig is van de verdachte. [4] Er zijn tevens bemonsteringen veiliggesteld van de wc-bril en de wc-klep. Onderzoek naar deze bemonsteringen leverde eveneens een DNA-match met de verdachte op. [5]
De verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij tegen de voordeur heeft geduwd en dat hij aangeefster naar binnen heeft geduwd. Hij heeft haar vastgepakt en in de hal vond vervolgens een worsteling plaats. De verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens seks met aangeefster heeft gehad, maar dat hij haar hier niet toe heeft gedwongen. Hij had daarvoor wel tegen aangeefster gezegd dat hij een pistool had en dat vrienden van hem buiten stonden. Dit had hij alleen gezegd om indruk te maken, hij had geen pistool en er stond niemand buiten. De verdachte heeft voorts verklaard dat op drie momenten een worsteling heeft plaatsgevonden. De krassen bij aangeefster komen door het duwen en trekken. [6]
De rechtbank stelt voorop dat de verklaring van aangeefster op cruciale punten steun vindt in objectieve bewijsmiddelen, onder meer dat de verdachte op de wc-bril heeft gezeten en dat hij haar – gelet op het geconstateerde letsel – bij haar linkerarm heeft vastgepakt. Voorts wordt de verklaring van aangeefster op essentiële onderdelen bevestigd door de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de juistheid of de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen en zal deze verklaring dan ook in zijn geheel volgen.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte de woning van aangeefster is binnengedrongen en dat hij geweld tegen aangeefster heeft gebruikt door haar bij de nek vast te pakken, mee te trekken en te duwen. De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte heeft gedreigd met geweld door te zeggen dat hij een pistool had en dat aangeefster moest doen wat hij wilde, omdat hij anders boos zou worden. De verdachte heeft aangeefster vervolgens expliciet opgedragen meerdere seksuele handelingen te ondergaan en te verrichten. Nu de verdachte direct voorafgaand aan de gepleegde seksuele handelingen geweld tegen aangeefster heeft gebruikt en met geweld heeft gedreigd, staat vast dat de verdachte aangeefster hiertoe heeft gedwongen en dat zijn opzet hier ook op was gericht. De omstandigheid dat aangeefster heeft meegewerkt, maakt dit niet anders. De verklaring van de verdachte dat aangeefster in zijn beleving vrijwillig instemde met de seksuele handelingen schuift de rechtbank dan ook als volstrekt ongeloofwaardig ter zijde.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte aangeefster heeft verkracht, zoals onder feit 1 is ten laste gelegd.
Aangezien de verdachte
het onder 2 ten laste gelegde feit,zoals hierna bewezen zal worden verklaard heeft bekend ter terechtzitting van 17 juli 2018 en de raadsman van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer] , d.d. 25 december 2017, p. 87-88, en de bijlage gestolen goederen, p. 91;
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
11 januari 2018.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 23 december 2017 te Den Haag door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (meermalen)
- brengen en duwen en (vervolgens) houden van en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van en in de vagina van die [slachtoffer] en
- zich door die [slachtoffer] laten pijpen en
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en
- kussen en/of likken van en/of zuigen aan de (ontblote) borsten en/of tepels van die [slachtoffer] en
- kussen van de (ontblote) billen van die [slachtoffer] en
- vastpakken van beide borsten van die [slachtoffer] en
- zich door die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, tepels laten trekken
en
- zich door die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, balzak laten voelen/strelen/vastpakken,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- de voordeur van die [slachtoffer] open heeft geduwd en
- die [slachtoffer] de woonkamer heeft ingetrokken door zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] te doen en
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Uit dat ding" en
- die [slachtoffer] de wc heeft ingetrokken door aan de arm van die [slachtoffer] te trekken en
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil je neuken" en "Ik wil dat u uw blouse uitdoet" en "Je moet voorover bukken" en "Als u dat niet doet word ik boos" en
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil dat je je omdraait" en "Raak mijn penis aan" en "Ik wil dat je mijn penis van voor naar achteren beweegt" en "Sneller" en "Omdraaien en bukken" en
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Je doet wat ik wil want ik heb een pistool bij me" en
- de borsten van die [slachtoffer] heeft vastgehouden/vastgepakt en
- ( meermalen) op de (ontblote) billen van die [slachtoffer] heeft getikt en
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet me pijpen" en "Pijpen nu!" en "Je moet met je mond om de penis heen en dan heen en weer gaan" en "Raak tijdens het pijpen mijn zak aan" en "Trek aan mijn tepels" en
- die [slachtoffer] bij de zijkant van haar heupen heeft vastgepakt en de heupen (meermalen) van links naar rechts heeft bewogen en die [slachtoffer] (aan haar heupen) naar achteren heeft getrokken en
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Je bent een mooie vrouw" en "Je bent een lekkere vrouw",
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
2.
hij op 23 december 2017 te ’s-Gravenhage tussen 01.00 en 03.10, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen
50euro, en een kruis en een ring en een horloge en een tablet (merk: Acer) en een elektrische fiets (merk Bikkel T-3) toebeho
rende aan [slachtoffer] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de voordeur van de woning (met kracht) open te duwen en
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Ik wil goud" en
- die [slachtoffer] naar de woonkamer te trekken door zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] te doen en
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Blijf bij de deur staan. Ik ga kijken of ik geld of goud kan vinden. Heb je geld in huis? " en "Wat is je pincode" en
- die [slachtoffer] aan haar (rechter)hand mee te trekken naar de slaapkamer en vervolgens (na de slaapkamer en/of de kledingkast te hebben doorzocht)
- die [slachtoffer] aan haar hand mee te nemen/trekken naar de badkamer en vervolgens
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Jij blijft in de badkamer, de deur blijft dicht. Ik ga in de kamer kijken of ik nog wat kan vinden" en "Als je - eruit komt dan haal ik mijn vrienden, die staan buiten te wachten" en "Ik heb een pistool."
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging) op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden. De verdachte is bereid mee te werken aan een opname in een zorginstelling en aan een behandeling voor zijn alcoholprobleem en impulsiviteit. Aansluitend hierop kan als bijzondere voorwaarde worden opgelegd dat de verdachte begeleid zal wonen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht af te zien van oplegging van TBS met dwangverpleging, nu geen (recente) rapportage beschikbaar is waaruit volgt dat de verdachte aan een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens leidt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft aangeefster midden in de nacht in haar woning beroofd en verkracht. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer zwaar aan. Iedereen moet zich veilig kunnen voelen in zijn of haar woning. De verdachte heeft met zijn handelingen op bijzonder grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. Uit haar schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat zij nog steeds wordt geconfronteerd met de nadelige gevolgen van deze ernstige en traumatiserende gebeurtenis.
Deze feiten heeft de verdachte gepleegd, terwijl hij blijkens zijn strafblad van 22 juni 2018 in een proeftijd liep in verband met een veroordeling door de politierechter van 8 augustus 2017 voor het plegen van een poging tot diefstal, een diefstal, het wederrechtelijk binnendringen in de woning van een ander en schennis van de eerbaarheid. Het baart de rechtbank ernstige zorgen dat dit de verdachte er niet van heeft weerhouden weer zulke ernstige feiten te plegen. Voorts volgt uit het strafblad van de verdachte dat hij ook daarvoor reeds is veroordeeld tot korte en lange (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen voor het herhaaldelijk plegen van (gewelddadige) vermogensdelicten. De rechtbank kan niet anders dan constateren dat de verdachte zich van al deze straffen, en aan de in het kader daarvan aan hem geboden hulp, niets heeft aangetrokken. De verdachte wil of kan kennelijk niet leren van zijn fouten uit het verleden. In dit licht bezien is er geen ruimte voor de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is een gepaste reactie.
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of de zaak tegen de verdachte moet worden afgedaan met enkel een gevangenisstraf, of dat er aanleiding is om de verdachte (daarnaast) een strafrechtelijke maatregel, zoals TBS, al dan niet met dwangverpleging, op te leggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Om TBS te kunnen opleggen dient, ingevolge het eerste lid van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), de vraag te worden beantwoord of bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond (sub 1), alsmede of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist (sub 2). Voorts is krachtens de wet voor een last tot terbeschikkingstelling een advies van twee gedragsdeskundigen, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht, vereist.
Uit de Pro Justitia rapporten van drs. B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater, en drs. A.E. Haan, psycholoog, gedateerd 19 maart 2018 respectievelijk 20 februari 2018, blijkt dat de verdachte niet mee heeft willen werken aan de onderzoeken naar zijn geestesvermogens. Om deze reden dient hij te worden aangemerkt als een weigerende observandus als bedoeld in artikel 37a, derde lid, juncto artikel 37, derde lid, Sr. Op grond van deze wetsartikelen kan ook aan een weigerende observandus TBS met dwangverpleging worden opgelegd. De eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek, als bedoeld in artikel 37a, derde lid, Sr in combinatie met artikel 37, tweede lid, Sr vervalt in dat geval. Ook dan is evenwel vereist dat wordt vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het plegen van het feit. Zonder die vaststelling is oplegging van TBS niet mogelijk. Het is aan de rechter, die over de feiten oordeelt, om die vaststelling te doen. De rechter zal zich daarbij in zeer sterke mate moeten laten leiden door de bevindingen en conclusies van de gedragsdeskundigen, maar als de gedragsdeskundigen aan de grenzen komen van wat zij vanuit hun wetenschap nog kunnen verantwoorden, zal de rechter zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen, voor zover de wet hem daartoe de ruimte geeft. Dit betekent dat in het uiterste geval de rechter, uiteraard slechts met grote behoedzaamheid, tot de vaststelling van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling ten tijde van het delict kan komen, ook al kunnen de gedragsdeskundigen op basis van de voor hen geldende wetenschappelijke criteria en tuchtrechtelijke normen niet tot die conclusie komen. Voor zijn beslissing dient de rechter dan wel voldoende steun te vinden in hetgeen gedragsdeskundigen zo mogelijk wél hebben kunnen vaststellen en hetgeen de rechter verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van de verdachte.
Nu de verdachte niet heeft meegewerkt aan de Pro Justitia onderzoeken en gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten en het strafblad van de verdachte heeft de rechtbank eerder opgemaakte rapporten over de verdachte bij de beoordeling betrokken.
Hieruit blijkt dat de verdachte vanaf vijftienjarige leeftijd in beeld was bij de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering. Er bestonden ernstige zorgen over de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van de verdachte en over zijn politiecontacten. De verdachte werd snel boos en kon dan agressief reageren. Voorts werd vastgesteld dat hij beïnvloedbaar en verbaal beperkt was en dat hij veel dingen niet begreep. Uit onderzoek naar zijn intelligentieprofiel kwam naar voren dat het TIQ van de verdachte 63 betreft.
Ten aanzien van de verdachte is in het kader van een eerdere strafzaak tegen hem door drs. T. Smits, GZ-psycholoog, een onderzoek naar de geestesvermogens van de verdachte ingesteld en van dat onderzoek is een rapport, gedateerd 25 juli 2011, opgemaakt. Uit het psychologisch onderzoek is een gebrekkige ontwikkeling vastgesteld in de zin van zwakbegaafdheid dan wel zwakzinnigheid en een gedragsstoornis. De gedragsstoornis en beperkte cognitieve vermogens zijn structureel van aard. Voorts vermeldt het rapport dat er meerdere zorgelijke factoren zijn die het recidiverisico in ieder geval verhogen, namelijk problemen met de impulscontrole, de beperkte cognitieve vermogens en daarmee ook de beïnvloedbaarheid, de gebrekkige gewetensontwikkeling en het onvoldoende overzien van oorzaak en gevolg.
Psychiater A.M.M. van der Reijken heeft in haar rapport van 25 juli 2011 eveneens geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een gedragsstoornis en een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid en daarbij aangegeven dat dit in de meeste gevallen een aangeboren afwijking is. De rechtbank maakt verder uit het rapport op dat de ontwikkeling van de verdachte een groot risico liep op verdere scheefgroei.
De rechtbank stelt vast dat bij de verdachte in het verleden diverse malen een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid is geconstateerd. Voorts heeft de verdachte sindsdien geen blijk gegeven een ontwikkeling ten positieve door te hebben gemaakt en laat zijn delictpatroon overduidelijk het tegendeel zien. De omstandigheid dat gedragsdeskundigen deze stoornis niet ook thans hebben kunnen vaststellen, is naar het oordeel van de rechtbank te wijten aan verdachtes weigering zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek. Zwakbegaafdheid is evenwel, zoals ook is bevestigd door GZ-psycholoog drs. T. Smits, blijvend van aard. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte thans en ten tijde van het bewezenverklaarde feit leidt aan een gebrekkige ontwikkeling.
Uit het rapport van Fivoor, forensische en intensieve zorg, van 20 maart 2018 komt naar voren dat de reclassering de kans op recidive, gelet op de complexiteit van de problematiek en de instabiele leefsituatie van de verdachte, hoog inschat. Het overmatige alcoholgebruik, de financiële situatie van de verdachte, het ontbreken van een dagbesteding en de verstandelijke beperking van de verdachte zijn de voornaamste onderliggende factoren voor het delictgedrag van de verdachte. Begeleidings- en hulpverleningstrajecten komen moeizaam van de grond en worden voortijdig beëindigd. Er is bij de verdachte sprake van een gebrekkig probleembesef en ziekte-inzicht, vermoedelijk voortkomend uit de cognitieve beperking van de verdachte. Dit in combinatie met het middelengebruik maakt dat hij zich moeilijk aan (behandel)afspraken kan en wil conformeren. Zo werd aan de verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden bij vonnis van 8 augustus 2017 voornoemd een klinische (detox)opname opgelegd, maar heeft de verdachte de instelling al na negen dagen verlaten. Het lukt de reclassering en de hulpverlening niet om in een ambulant kader voldoende invloed uit te oefenen op het middelengebruik van de verdachte en delictgedrag te voorkomen. De reclassering heeft voorts geconcludeerd dat de kans op onttrekking aan een klinische behandeling, gelet op de eerdere poging en het gebrek aan motivatie van de verdachte, groot is.
Gelet op het bovenstaande als ook op het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen, is de rechtbank van oordeel dat de kans op recidive hoog is. De rechtbank betrekt hierbij in het bijzonder dat het gaat om ernstige feiten, die de verdachte heeft gepleegd in een proeftijd en zelfs kort nadat hij zich heeft onttrokken aan een (opgelegde) klinische opname. Daarbij komt dat de verdachte zich in het verleden veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan (gewelddadige) berovingen, de verdachte in de zaak waarvoor de proeftijd liep is veroordeeld ter zake van schennis van de eerbaarheid en dat hij in de onderhavige zaak iemand heeft verkracht. Hieruit valt een toename in de ernst van de door de verdachte begane delicten op te maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is de stoornis van verdachte en het daaruit voortkomende recidiverisico zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De bescherming van de veiligheid van de maatschappij noodzaakt daarom tot het opleggen van TBS met dwangverpleging.
De rechtbank is zich er van bewust dat de maatregel van TBS met dwangverpleging een van de zwaarste en meest ingrijpende maatregelen is die het Nederlandse strafrecht biedt. Deze maatregel moet pas opgelegd te worden op het moment dat andere, minder ingrijpende interventies, zijn uitgeput. De rechtbank heeft er echter geen vertrouwen in dat verdachte kan worden behandeld binnen een kader met een voorwaardelijk karakter, noch in het kader van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, noch in het kader van tbs met voorwaarden. Verdachte toont namelijk geen enkel inzicht in zijn problematiek en lijkt niet gemotiveerd om te worden behandeld. De rechtbank overweegt daarbij dat eerdere pogingen om de verdachte op minder ver strekkende wijze tot gedragsverandering te brengen niet tot definitieve verbetering van zijn gedrag hebben geleid.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het kunnen opleggen van TBS is voldaan; de door de verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezenverklaarde een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, eist het opleggen van deze maatregel.
Dit alles tezamen maakt dat de rechtbank de maatregel van TBS met dwangverpleging zal opleggen.
Nu TBS met dwangverpleging zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon is sprake van een ongemaximeerde TBS als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel om die reden een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Aan verdachte zal dan ook, naast voornoemde maatregel, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met alle hiervoor genoemde omstandigheden en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten zijn gebaseerd op hetgeen doorgaans in soortgelijke zaken wordt opgelegd. De ernst van de feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich met betrekking tot beide feiten als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 9.483,64, bestaande uit € 118,64 aan materiële schade (ter zitting is de in de vordering genoemde materiële schade van € 68,64 gewijzigd in die zin dat deze diende te worden verhoogd met € 50,-) en € 9.365,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 9.483,64, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman erop gewezen dat geen verklaring van een deskundige omtrent het psychisch letsel aanwezig is en verzocht om het gevorderde bedrag te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, toewijsbaar, nu dit onderdeel namens verdachte inhoudelijk niet is betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd is. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid het gevorderde bedrag van € 9.365,- toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 9.483,64.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 23 december 2017, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Aangezien de verdachte voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 9.483,64 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (de beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp, te weten een telefoontoestel, merk Samsung A5 (kl: zwart), zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde telefoontoestel, merk Samsung A5 (kl: zwart).

9.De vordering tenuitvoerlegging

De verdachte is op 8 augustus 2017 bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan 1 maand gevangenisstraf reeds in november 2017 is tenuitvoergelegd, zodat nog twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf resteren.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van
de bij vonnis van de politierechter d.d. 8 augustus 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zou schuldig maken aan enig strafbaar feit. Niettemin heeft de verdachte voor het einde van de proeftijd de bewezenverklaarde feiten gepleegd. In lijn met hetgeen hierboven is overwogen, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 242 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart
wettig en overtuigend bewezendat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
verkrachting;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast voorts de
terbeschikkingstellingvan verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] , een bedrag van € 9.483,64, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 9.483,64 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 82 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten een telefoontoestel Samsung A5 (kl: zwart);
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 8 augustus 2017, gewezen onder parketnummer 09/817997-17, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mr. A.J. Japenga, rechter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Verkijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 juli 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017361566, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 245).
2.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, d.d. 23 december 2017, p. 36-39; het proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer] , d.d. 24 december 2017, p. 40-49.
3.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, d.d. 23 december 2017, p. 39; een geschrift, te weten medische informatie / letselbeschrijving van J.H. van der Meer, forensisch arts, d.d. 4 januari 2018, p. 219.
4.Het proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 2 januari 2018, p. 100-102; een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van aangifte van een zedendelict gepleegd in ’s-Gravenhage op 23 december 2017, d.d. 27 december 2017, p. 123-126.
5.Het proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 2 januari 2018, p. 100-102; een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, DNA-onderzoek naar aanleiding van aangifte van een zedendelict gepleegd in ’s-Gravenhage op 23 december 2017, d.d. 9 februari 2018, p. 240-242.
6.De eigen verklaring van de verdachte, zoals gedaan ter terechtzitting van 17 juli 2018.