Overwegingen
1. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum2] . Verweerder heeft op 7 september 2016 de aanvraag voor een asielvergunning voor bepaalde tijd van eiser niet in behandelinggenomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van beide aanvragen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Dit beroep is op 5 oktober 2016 ongegrond verklaard door deze rechtbank, zittingsplaats Roermond.Tegen deze uitspraak heeft eiser hoger beroep ingesteld. Op 14 december 2016 heeft de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) de aangevallen uitspraak bevestigd.
2. Op 6 februari 2018 heeft eiser een kennisgeving voor een opvolgende aanvraag ingediend.Op 30 maart 2018 is hij met echtgenote en kind overgeplaatst naar de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL), de Gezinslocatie (GL) in Goes. Inmiddels zou eiser met echtgenote en kind zijn overgeplaatst naar de VBL, de GL te Gilze, waar ze, bij schrijven van deze uitspraak, zich nog bevinden.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit is genomen omdat het belang van de openbare orde dit vordert. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat eiser niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Aan eiser is op 7 september 2016, met de negatieve beslissing op zijn asielaanvraag, namelijk ook een terugkeerbesluit opgelegd. Ook heeft eiser geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikt hij niet over voldoende middelen van bestaan, waardoor het gevaar bestaat dat eiser zich aan de uitzetting zal onttrekken. Het bestreden besluit is ook genomen omdat hiermee een humanitaire noodsituatie kan worden voorkomen omdat onderdak wordt geboden aan het minderjarige kind.
4. Eiser stelt ten eerste dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat een terugkeerbesluit tegen hem is genomen. Ten tweede voert eiser aan, dat hij een kennisgeving voor een opvolgende aanvraag heeft ingediend op 6 februari 2018, en daarmee recht heeft op opvang.Eiser stelt ten derde dat hij, naast de vernietiging van het bestreden besluit, ook recht heeft op een schadevergoeding.
5. Ter zitting en in zijn schriftelijke reactie stelt verweerder zich op het standpunt dat er voldoende aanleiding is voor het nemen van het bestreden besluit, gelet op de eerdere onttrekking aan het toezicht. Hiermee moet worden voorkomen dat eiser zich niet zal onttrekken aan het toezicht, mocht de overdracht op grond van de Dublinverordening in zicht komen. Verweerder kan alleen met het bestreden besluit onderdak verzorgen voor eiser om een humanitaire noodsituatie te voorkomen, gezien de uitgeprocedeerde status van eiser.
6. Eiser stelt ter zitting en in zijn schriftelijke reactie dat hij rechtmatig verblijf geniet en recht heeft op opvang op grond van verweerders regelgeving.Op grond van de Dublinverordeningis een overdracht naar Italië niet meer mogelijk. Er is daarom dan ook geen reden om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Ten slotte is het bestreden besluit onrechtmatig omdat het te laat is opgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. In geschil is het bestaan van het terugkeerbesluit dat genomen zou zijn op 7 september 2016. Daarnaast is in geschil of er, zonder de vrijheidsbeperkende maatregel, een risico ontstaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
8. Uit het besluit van 7 september 2016 blijkt dat verweerder niet een terugkeerbesluit maar een overdrachtsbesluit heeft genomen. De rechtbank gaat er van uit dat verweerder met ‘terugkeerbesluit’ overdrachtsbesluit heeft bedoeld.
9. Met betrekking op het risico op onttrekking, is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bestreden besluit niet afdoende heeft gemotiveerd. Eiser heeft recht op opvang als gegeven in de Rva,op grond van de kennisgeving die hij op 6 februari 2018 heeft ingediend.Dat er een mogelijkheid bestaat dat een Dublinoverdracht zal plaatsvinden, kan zonder nadere onderbouwing niet leiden tot het oordeel dat op voorhand er reeds een risico op onttrekking bestaat, zolang eisers opvolgende aanvraag nog in behandeling is. Omdat de rechtbank van oordeel is dat om deze reden het bestreden besluit niet in stand kan worden gelaten, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de andere argumenten.
10. Het beroep is gegrond, de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
11. Als gevolg van het vernietigde bestreden besluit zijn eiser en zijn gezinsleden onterecht beperkt geweest in hun bewegingsvrijheid. Nu de rechtbank het bestreden besluit heeft vernietigd, hebben zij recht op een schadevergoeding. De vrijheidsbeperkende maatregel is van toepassing geweest op eiser, zijn echtgenote en hun kind voor de periode van 30 maart 2018 tot 26 juli 2018. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 20 per betrokkene per dag.De rechtbank stelt het bedrag aan schadevergoeding dan ook vast op € 2.380 per betrokkene.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor schriftelijke inlichtingen, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1). Uit de gegrondverklaring volgt ten slotte dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 170 dient te vergoeden. Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.