ECLI:NL:RBDHA:2018:9043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
C/09/535732 / HA ZA 17-720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betaling door notaris aan Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een voormalig notaris, en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). [eiser] vorderde de terugbetaling van een bedrag van € 20.650,00 dat hij aan de KNB had betaald, welke betaling hij als onverschuldigd beschouwde. De KNB had hem dit bedrag opgelegd in het kader van de collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering, waarvan de verplichting tot deelname door de AbRS was vernietigd. [eiser] stelde dat de heffingen die aan hem waren opgelegd nooit hadden bestaan, omdat deze waren herroepen door de rechtbank Leeuwarden en dat hij niet verplicht was om deze bedragen te betalen om deel te nemen aan de vrijwillige collectieve excedentverzekering.

De rechtbank oordeelde dat de KNB wel degelijk een rechtsgrond had voor de betaling, aangezien de overeenkomst tot deelname aan de vrijwillige excedentverzekering tot stand was gekomen op het moment dat [eiser] zich had aangemeld. De rechtbank concludeerde dat [eiser] op de hoogte was van de voorwaarden die aan deze deelname waren verbonden, inclusief de verplichting om alle in het verleden opgelegde heffingen te voldoen. De rechtbank wees de vordering van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten van de KNB, die op € 3.082,00 werden begroot.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen met betrekking tot hun beroepsaansprakelijkheid en de voorwaarden die beroepsorganisaties kunnen stellen aan deelname aan collectieve verzekeringen. De rechtbank bevestigde dat de KNB gerechtigd was om voorwaarden te stellen aan de deelname aan de verzekering, om te voorkomen dat leden die in het verleden onbetaald waren gebleven, alsnog zouden profiteren van de collectieve verzekering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/535732 / HA ZA 17-720
Vonnis van 7 maart 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.A. Jansen te Heerenveen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
KONINKLIJKE NOTARIËLE BEROEPSORGANISATIE,
zetelend te Den Haag,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. I.R. Köhne te Voorburg.
Partijen zullen hierna ‘[eiser]’ en ‘de KNB’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 januari 2017, met producties 1 tot en met 23;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie tevens houdende bevoegdheidsincident, met producties 1 tot en met 2;
  • de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident;
  • het vonnis van de kantonrechter in het incident tot onbevoegdverklaring en verwijzing;
  • de brief van 2 januari 2018 van de zijde van de KNB, met producties 3 en 4;
  • het proces-verbaal van de op 16 januari 2018 gehouden comparitie van partijen en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is in overleg met hen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal, voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Bij brief van 31 januari 2018 zijn zijdens [eiser] opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal. Bij brief van 1 februari 2018 zijn zijdens de KNB opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal. Het proces-verbaal wordt met inachtneming van deze opmerkingen gelezen.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] was tot 31 december 2013 werkzaam als notaris te Berlikum (het huidige Berltsum) in de gemeente Menameradiel (thans de gemeente Waadhoeke). Tot 31 mei 2014 is [eiser] waarnemend notaris geweest.
2.2.
De KNB is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 Grondwet. De KNB heeft tot taak bevordering van een goede beroepsuitoefening door de leden en van hun vakbekwaamheid. [eiser] was op grond van artikel 60 Wet op het notarisambt (Wna) van rechtswege lid van de KNB.
2.3.
Op 1 april 1979 is een regeling voor de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van notarissen in werking getreden. Deze regeling houdt in dat de KNB ten behoeve van haar leden een collectieve aansprakelijkheidsverzekering voor beroepsfouten afsluit met een dekking van schade tussen één en – sinds 1 januari 2007 – vijfentwintig miljoen euro (hierna: de excedentverzekering). Voor schades tot een bedrag van één miljoen euro moeten notarissen zelf een aansprakelijkheidsverzekering afsluiten.
2.4.
De KNB voldoet de premie voor de excedentverzekering. Zij berekent vervolgens de kosten van de exedentverzekering door aan haar leden door middel van het heffen van een jaarlijkse bijdrage, in de zin van artikel 87 Wna. Ter zake van de periode 2008 tot en met 2013 zijn door de KNB de volgende heffingen aan [eiser] opgelegd:
de heffing 2008/2009 van € 4.061,-- (factuur van 9 oktober 2008);
de heffing 2009/2010 van € 4.541,-- (factuur van 15 oktober 2009);
de heffing 2010/2011 van € 4.076,-- (factuur van 13 oktober 2010);
de heffing 2011/2012 van € 4.061,-- (factuur van 14 oktober 2011);
de heffing 2012/2013 van € 3.911,-- (factuur van 23 oktober 2012),
zijnde in totaal een bedrag van € 20.650,--.
2.5.
Toen de dekking van de excedentverzekering per 1 januari 2007 werd verhoogd tot vijfentwintig miljoen euro, heeft een aantal notarissen, onder wie [eiser], bezwaar geuit tegen de (verplichte deelname aan) de excedentverzekering, omdat zij die dekking te hoog vonden.
2.6.
In dat licht heeft [eiser] bij de KNB bezwaar gemaakt tegen de onder 1, 2 en 3 genoemde facturen. De KNB heeft deze bezwaren in mei 2011 ongegrond verklaard, tegen welke besluiten [eiser] beroep heeft aangetekend bij de rechtbank Leeuwarden. Bij uitspraak van 24 november 2011 heeft de rechtbank Leeuwarden de beroepen gegrond verklaard, de besluiten vernietigd en de primaire besluiten (de onder 1, 2 en 3 genoemde facturen) herroepen.
2.7.
De KNB heeft tegen de beslissing van de rechtbank Leeuwarden hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRS). De AbRS heeft de aangevallen uitspraak bij uitspraak van 15 mei 2013 echter bevestigd.
2.8.
Op 4 juni 2013 heeft de KNB een brief, met bijlage, aan [eiser] gestuurd. In deze brief staat het volgende:
“Op 17 mei jongstleden hebben wij u geïnformeerd over de beslissing van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 15 mei 2013 die betrekking heeft op de beroepsaansprakelijkheidsverzekering (excedent) van de KNB en over de afhandeling van uw bezwaar over 2011/2012 en 2012/2013 van respectievelijk 19 oktober 2011 en 2 november 2012(
de onder randnummer 2.3. onder 4 en 5 genoemde facturen, red. rb) over het onderdeel van de ledenbijdrage met betrekking tot dit onderwerp.
Het bestuur van de KNB verklaart uw bezwaargegrond. Op grond van de beslissing van de ABRS van 15 mei 2013 mag de KNB u onder de gegeven omstandigheden niet verplichten deel te nemen aan de collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering en kan de KNB u derhalve ook niet verplichten om een bijdrage voor deze verzekering te betalen. Het bestuur van de KNB stelt u derhalve vrij van de verplichting om deel te nemen aan de collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering en de daaraan verbonden bijdrage in de kosten voor deze verzekering te voldoen. Voor de gevolgen van de gegrondverklaring van uw bezwaar voor u, verwijs ik u naar de bijlage.”
In de bijlage staat:
Welke gevolgen heeft de gegrondverklaring van het bezwaar voor u?
Uw bezwaar en de gegrondverklaring hiervan, heeft tot gevolg dat u ook geen dekking meer zult genieten onder de collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering vanaf 1 juli 2013. Wij gaan ervan uit dat u vanaf 1 juli 2013 zelf zult zorgen voor een dekking voor beroepsaansprakelijkheid die voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in artikel 15 van de Verordening beroeps- en gedragsregels, waaronder een dekking van minimaal 25 miljoen euro per claim. Eventueel door u betaalde bijdragen voor de beroepsaansprakelijkheidsverzekering waarvoor u tijdig bezwaar heeft gemaakt, zullen wij restitueren dan wel verrekenen met andere openstaande vorderingen die de KNB op u heeft. Wij hebben de verzekeraar bericht dat u vanaf 1 juli 2013 geen dekking meer dient te hebben onder de collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Wij ontvangen graag vóór 1 juli 2013 een verklaring van uw verzekeraar dat u een verzekering heeft afgesloten die voldoet aan de eisen zoals neergelegd in artikel 15 van de Verordening beroeps- en gedragsregels. Mocht deze verklaring uitblijven dan zullen we bij het Bureau financieel toezicht melden dat het risico bestaat dat u niet voldoet aan de verzekeringsplicht en mogelijk tuchtrechtelijk laakbaar handelt.
Mocht u voor 15 juni aanstaande bij nader inzien toch nog gebruik willen (blijven) maken van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de KNB, dan is zulks enkel mogelijk indien u alle achterstallige bijdragen in de premie, waaronder ook de bijdragen in de premie, waarover in bijgaand besluit is besloten, alsnog te voldoen.
Mocht de KNB voor 15 juni niet van u vernomen hebben dat u alsnog wil deelnemen aan de collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering en alle betalingen ontvangen hebben dan is dekking onder de collectieve verzekering van de KNB tot 1 oktober 2013 voor u niet meer mogelijk.”
2.9.
Op 17 juli 2013 heeft de KNB een brief aan alle notarissen en waarnemers gestuurd. Daarin staat – voor zover nu van belang – het volgende:
“Op 15 mei jongstleden heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) geoordeeld (LJN:CA0134) dat de KNB onvoldoende heeft aangetoond dat een verplichte collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering noodzakelijk is voor de goede beroepsuitoefening van de notaris. Op grond van artikel 15 van de Verordening beroeps- en gedragsregels is de notaris verplicht zich voldoende te verzekeren. De KNB mag volgens de ABRS aan een dergelijke verzekering eisen stellen, waaronder een minimale dekking. De beslissing van de ABRS heeft tot gevolg dat de sinds 1 april 1979 gehanteerde systematiek binnen het notariaat van deverplichtecollectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering, maar ook van de collectieve fraude- en geldwaardenverzekering en de collectieve verzekering voor administratieve betaalfouten, niet meer tot de mogelijkheden behoort.
Het bestuur van de KNB heeft alle leden die hun bijdrage in de premie voldaan hebben gegarandeerd dat zij tot 1 oktober 2013 verzekerd zijn. Na 1 oktober 2013 moet echter een nieuwe regeling worden opgetuigd. Het bestuur van de KNB is van mening dat een goede verzekering tegen beroepsaansprakelijkheid van notarissen en andere risico’s zowel in het belang van de consument, de individuele notaris als de eer en het aanzien het ambt is. Het bestuur heeft dan ook besloten om, indien voldoende leden dit willen, de mogelijkheid te bieden om via een collectieve polis waarbij de KNB verzekeringsnemer is,vrijwillig collectiefverzekerd te blijven voor beroepsaansprakelijkheid, fraude en verlies van geldswaarden en administratieve betaalfouten. Hiertoe heeft de KNB uitvoerig overleg gevoerd met de verzekeraars. Dit heeft geleid tot het volgende aanbod van de zijde van de verzekeraars aan de KNB als verzekeringsnemer: (…)
Indien u verzekerd wenst te zijn op de polissen van de KNB tegen betaling van de genoemde bijdrage in de premie, verzoeken wij u vriendelijk om ditvóór 1 september 2013aan ons kenbaar te maken door middel van bijgevoegde antwoordcoupon. (…) Ingevulde coupons die na 1 september 2013 ontvangen worden, zullen alleen dan verwerkt worden indien inschrijving op de verzekering dan nog door de verzekeraars geaccepteerd wordt. Deelname aan de collectieve verzekeringen is verder alleen mogelijk onder de voorwaarde dat u alle in het verleden aan u opgelegde ledenbijdragen voor de collectieve verzekeringen heeft voldaan. Indien u deze nog niet (geheel) heeft voldaan zullen deze eerst voldaan moeten zijn alvorens uw aanmelding verwerkt zal worden.
Indien wij geen (volledig) ingevulde en ondertekende antwoordcoupon van u ontvangen, gaan wij ervan uit dat u geen gebruik wenst te maken van dit aanbod van de KNB. Wij wijzen erop dat u dan mogelijk onvoldoende verzekerd bent en gaan ervan uit dat u op andere wijze zorgt zult dragen voor de afdekking van uw risico’s. Met betrekking tot de dekking voor beroepsaansprakelijkheid maken wij u in het bijzonder opmerkzaam op artikel 15 van de verordening beroeps- en gedragsregels. In dit artikel is onder meer bepaald dat u verzekerd dient te zijn voor beroepsaansprakelijkheid tot een bedrag van minimaal 25 miljoen per claim en 50 miljoen per jaar.”
2.10.
Op 28 september 2013 heeft [eiser] zich per e-mail aangemeld voor de vrijwillige collectieve excedentverzekering:
“Hierdoor bericht ik u mij per 1 oktober 2013 te willen verzekeren tegen beroepsaansprakelijkheid voor het excedentdeel via de door de KNB aangeboden mantelovereenkomst met AON.”
2.11.
De KNB heeft op 30 september 2013 de aanmelding van [eiser] bevestigd. In de betreffende e-mail staat:
“Wij ontvingen van u de aanvraag inzake de collectieve verzekering. Volgens onze administratie hebben wij nog een saldo openstaan van € 20.650,00. Wij willen u er nog nadrukkelijk op wijzen, dat het openstaande saldo ad € 20.650,00 uiterlijk vandaag 30-09-2013 op onze bankrekening (…) moet zijn bijgeschreven.”
2.12.
[eiser] heeft bij e-mail van 1 oktober 2013 geantwoord:
“Het door u gesignaleerde saldo berust op een door u niet verwerkte creditering van de gemelde bedragen, met ingang van de dag dat de KNB mij per brief berichtte dat het door mijn ingestelde rechtsmiddel, te weten een bezwaarschrift tegen de verschuldigdheid van deze bedragen, gegrond werd verklaard. Het saldo dient derhalve nihil te bedragen. De op verzoek van de KNB stil gelegde civiele incassoprocedure zal thans verder voortgang vinden, mocht u in gebreke blijven de vorenbedoelde creditering te doen plaatsvinden. Tevens overweeg ik in laatstbedoeld geval over deze handelswijze van de KNB een klacht in te dienen bij de Nationale Ombudsman.”
2.13.
De KNB heeft per e-mail van 2 oktober 2013 geantwoord:
“Uw aanmelding voor deelname aan de collectieve verzekeringen hebben wij ontvangen. Voor uw deelname aan de collectieve verzekeringen is vereist dat u alle in het verleden opgelegde bijdragen voor de collectieve verzekeringen heeft voldaan. U dient derhalve nog een bedrag te voldoen van 20.650 euro alvorens u kunt deelnemen aan de collectieve verzekeringen. Wij hebben u aangemeld bij de verzekeraars, maar als het vermelde bedrag voor aanstaande maandag niet op onze rekening is ontvangen, kunnen wij niet anders dan deze aanmelding te laten vervallen. U dient dan alsnog zelf te voorzien in een dekking die voldoet aan de eisen van de regelgeving.”
2.14.
De KNB heeft per e-mail van 11 oktober 2013 aan [eiser] het volgende bericht:
“Helaas moet ik u berichten dat u geen dekking geniet onder de collectieve verzekeringen van de KNB. Zoals u bekend is vanaf 1 oktober 2013 sprake van een dienst van de KNB. U bent niet verplicht van deze dienst af te nemen en de KNB is niet gehouden u deze dienst (onvoorwaardelijk) te verlenen. U heeft niet aan alle voorwaarden die aan deelname zijn gesteld voldaan. U bent derhalve vanaf 1 oktober 2013 niet verzekerd via de KNB. Het bestuur van de KNB meent dat een notaris die niet verzekerd is conform de eisen van de regelgeving ook geen notariële diensten kan verrichten en dat deze notaris derhalve zijn praktijk dient te staken totdat hij beschikt over een verzekering die voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Wij zullen melding doen bij de toezichthouder van het feit dat u mogelijk onvoldoende verzekerd bent en zullen ons beraden op verdere noodzakelijke stappen.”
2.15.
Naar aanleiding van een door [eiser] ingediende klacht, heeft de KNB bij brief van 5 november 2013 aan [eiser] bericht: “
Allereerst staat enig bestuursrechtelijk oordeel los van de vraag of u kunt deelnemen aan de mantel. Een door de KNB gestelde voorwaarde voor deelname is dat u alle in het verleden aan u opgelegde bijdragen voor de collectieve verzekeringen van de KNB heeft voldaan. Dit is bij u niet het geval, waardoor u, indien u wenst deel te nemen aan de mantel, alsnog die bijdragen, derhalve
€ 20.650,- dient te voldoen.
Voorts heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) u slechts op één onderdeel van uw bezwaren in het gelijkgesteld, namelijk dat de KNB haar leden niet mag verplichten om deel te nemen aan de collectieve verzekeringen. Daarnaast heeft de ABRS aangegeven dat de KNB wel bevoegd is om eisen te stellen aan een beroepsaansprakelijkheidsverzekering waaronder een minimale dekking en dat uit de destijds bestaande regels duidelijk bleek dat het bestuur van de KNB meende dat notarissen voldoende verzekerd waren indien zij minimaal verzekerd waren tot een bedrag van 25 miljoen euro. Hieruit volgt dat u verplicht was uzelf te verzekeren tot een bedrag van 25 miljoen euro. Voor zover ons bekend, heeft u zelf in de bewuste periode niet een dergelijke verzekering afgesloten (…) De ABRS verplicht de KNB op geen enkele manier om u een gratis dekking te verlenen en stelt dan ook nergens in de uitspraak dat de KNB enig bedrag zou moeten restitueren of dat inning van de bijdragen in de collectieve verzekeringen onrechtmatig zou zijn.
Gezien het voorgaande ligt het voor de hand dat de KNB, alvorens u dekking te verlenen onder de mantel vanaf 1 oktober, de eis stelt dat alle in het verleden opgelegde bijdragen in verband met een verleende dekking, worden voldaan. Indien u zelf een verzekering zou afsluiten, zou geen enkele verzekeraar uw aanvraag accepteren indien blijkt dat in het verleden wel dekking is genoten, maar dat niet betaald is. (…)”
2.16.
Bij brief van 20 november 2013 heeft het Bureau financieel toezicht (hierna: het Bft) aan [eiser] medegedeeld dat de KNB aan haar heeft doorgegeven dat [eiser] niet is geaccepteerd voor de vrijwillige collectieve excedentverzekering en dat de voorlopige dekking ongedaan is gemaakt. Het Bft verzoekt [eiser] aan te tonen dat hij afdoende verzekerd is.
2.17.
Bij brief van 3 december 2013 heeft het Bft een tuchtklacht tegen [eiser] ingediend en de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden verzocht om [eiser] bij wijze van ordemaatregel met directe ingang te schorsen, omdat hij niet verzekerd is volgens de eisen van de regelgeving.
2.18.
[eiser] heeft op 10 december 2013 via zijn tussenpersoon onderzocht of hij bij de verzekeraar waar zijn primaire deel van zijn beroepsaansprakelijkheid (tot een miljoen euro) was verzekerd een dekking tot 25 miljoen euro kon krijgen. Deze tussenpersoon heeft [eiser] laten weten dat een dergelijke dekking niet kan worden verleend.
2.19.
[eiser] heeft een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank Leeuwarden. Bij uitspraak van 19 december 2013 is dit verzoek afgewezen. Hiertoe is – voor zover hier van belang – het volgende overwogen:
“De voorzieningenrechter stelt (…) vast dat verweerder naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS, ECLI:NL:RVS:2013:CA0134) op 17 juli 2013 een brief inzake de dekking van beroepsaansprakelijkheid aan alle notarissen en waarnemers in Nederland heeft gezonden. In deze brief heeft verweerder meegedeeld dat met ingang van 1 oktober 2013 een nieuwe regeling voor de collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering dient te worden vastgesteld. Verweerder heeft in dat kader besloten om leden de mogelijkheid te bieden zich via een collectieve polis, waarbij de KNB verzekeringsnemer is, vrijwillig collectief te verzekeren voor beroepsaansprakelijkheid, fraude en verlies van geldswaarden en administratieve betaalfouten. Verweerder heeft meegedeeld dat deelname aan de collectieve verzekering alleen mogelijk is onder de voorwaarde dat de betrokken notaris alle in het verleden opgelegde ledenbijdragen voor de collectieve verzekering heeft voldaan.
4.2.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd hem voor de collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering te accepteren. Verzoeker heeft in dat kader betoogd dat verweerder niet bevoegd is de voorwaarde te stellen dat hij voorafgaand aan acceptatie de hem in het verleden opgelegde ledenbijdragen tot een bedrag van € 20.650,- moet betalen. Verzoeker heeft benadrukt dat verweerder geen vordering op hem heeft, nu de AbRS in voornoemde uitspraak de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden (ECLI:NL:RBNNE:2011:BU5532), waarin de facturen voor de verplichte collectieve verzekering over de jaren 2008-2011 zijn herroepen, heeft bevestigd.
4.3.
Op basis van de gedingstukken en hetgeen ter zitting is besproken, stelt de voorzieningenrechter vast dat verweerder een terecht onderscheid maakt tussen de door verzoeker genoemde vordering en de aan de collectieve verzekeringen gestelde voorwaarde. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake van is dat de vordering via een omweg wordt geïnd. De AbRS heeft in voornoemde uitspraak geoordeeld dat verweerder notarissen niet kan verplichten tot deelname aan een collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Alle notarissen, ook verzoeker, hebben echter wel tot 1 oktober 2013 dekking genoten en niet zelf een individuele verzekering afgesloten. Verweerder heeft toegelicht dat met de gestelde voorwaarde wordt voorkomen dat vóór 1 oktober 2013 opgelegde ledenbijdragen die onbetaald zijn gebleven door het collectief gedragen moeten worden. Verweerder is van mening dat deze voorwaarde gesteld kan worden, omdat het niet aanvaardbaar is dat een notaris die in het verleden feitelijk onbetaald verzekerd is geweest ten koste van het collectief desondanks met ingang van 1 oktober 2013 de voordelen van de collectieve verzekering geniet. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich in redelijkheid op dit standpunt kunnen stelten. Verweerder heeft dan ook voorafgaand aan acceptatie voor de collectieve verzekeringen de voorwaarde van betaling van in het verleden opgelegde ledenbijdragen kunnen stellen.
2.20.
[eiser] heeft op 23 december 2013 onder protest en ontkenning van gehoudenheid tot betaling het bedrag van € 20.650,-- overgemaakt aan de KNB. Het Bft heeft hierop de tuchtklacht tegen [eiser] ingetrokken. Met de betaling van het bedrag is aan [eiser] vanaf 1 oktober 2013 dekking verleend onder de vrijwillige collectieve excedentverzekering. [eiser] heeft ook vanaf 1 juli 2013 tot 1 oktober 2013 dekking genoten onder de collectieve excedentverzekering.
2.21.
Bij brief van 18 augustus 2016 heeft [eiser] de KNB gesommeerd het bedrag van € 20.650,-- als onverschuldigd terug te betalen. De KNB heeft bij e-mail van 31 augustus 2016 geweigerd hieraan gevolg te geven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert in conventie – verkort weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van de KNB tot betaling van:
I. een bedrag van € 20.650,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2013;
II. de kosten van juridische bijstand ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, begroot op een bedrag van € 5.818,19,
met veroordeling van de KNB in de proceskosten.
3.2.
De grondslag van deze vordering luidt – samengevat – dat [eiser] het bedrag van € 20.650,00 onverschuldigd aan de KNB heeft voldaan. De vijf heffingen zijn herroepen en hebben daardoor nooit bestaan, zodat de KNB daarvan geen betaling kon verlangen. Ook de deelname van [eiser] aan de vrijwillige collectieve excedentverzekering schept geen rechtsgrond voor de betaling. De voorwaarde in de brief van 17 juli 2013 hield alleen in dat er geen onbetaalde heffingen mochten zijn. Aan die voorwaarde voldeed [eiser]. Hij hoefde immers de vijf herroepen heffingen niet te voldoen en alle overige in stand gebleven heffingen zijn door hem voldaan.
De KNB was voorts ook niet bevoegd enige financiële voorwaarde te stellen aan de deelname aan de vrijwillige collectieve excedentverzekering, omdat zij niet de verzekeraar is en niet beslist over de acceptatie van de verzekerden voor de verzekering.
Voor zover de financiële voorwaarde als rechtshandeling wordt aangemerkt, is deze nietig op grond van misbruik van recht danwel wegens strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De KNB behandelt haar leden niet gelijk. Anders dan bij andere leden, eist zij van [eiser] de betaling van een extra bedrag voor zijn aanmelding en acceptatie. Daarmee beoogt zij de heffingen – ondanks de herroeping daarvan – via een omweg alsnog betaald te krijgen. Dit is principieel onjuist. Het financiële risico van de herroeping van de vijf heffingen moet voor rekening van de KNB komen, nu zij door de rechtbank Leeuwarden en de AbRS in het ongelijk is gesteld ter zake van de verplichte deelname aan de excedentverzekering.
Tot slot heeft de KNB [eiser] feitelijk gedwongen akkoord te gaan met haar aanbod. Het was voor hem niet mogelijk te zorgen voor een alternatieve excedentverzekering. Doordat het Bft direct een tuchtklacht heeft ingediend, kon hij niet anders dan akkoord gaan met het aanbod om een eventuele schorsing te voorkomen.
3.3.
De KNB voert gemotiveerd verweer. Zij stelt zich – samengevat – op het standpunt dat de rechtsgrond voor de betaling van de € 20.650,00 is gelegen in de deelname van [eiser] aan de vrijwillige excedentverzekering. Deze deelname – een overeenkomst – is ontstaan door het aanbod van de KNB tot deelname aan de door haar georganiseerde vrijwillige collectieve excedentverzekering bij brief van 17 juli 2013 en de aanvaarding daarvan door [eiser] bij e-mailbericht van 28 september 2013. De KNB was bevoegd om aan haar aanbod de voorwaarde te verbinden dat de deelnemers aan de vrijwillige collectieve excedentverzekering alle in het verleden geheven heffingen voor de excedentverzekering – herroepen of niet – moesten hebben voldaan. De KNB had voor het stellen van deze voorwaarde een goede reden. Zij wilde voorkomen dat het collectief de onbetaalde bijdragen in de premie voor de verplichte collectieve excedentverzekering zouden moeten dragen, terwijl individuele notarissen – zoals [eiser] – de bij de betreffende premie behorende dekking konden genieten zonder daarvoor te betalen (freeridersgedrag). Deze financiële voorwaarde gold voor alle notarissen en er is tussen hen geen onderscheid gemaakt. Ook is [eiser] niet gedwongen deel te nemen aan de vrijwillige collectieve excedentverzekering. Het stond hem vrij een alternatieve verzekering te regelen.
3.4.
De KNB vordert in voorwaardelijke reconventie, indien de vordering in conventie geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 20.650,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2013, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het te deze te wijzen vonnis.
3.5.
[eiser] voert gemotiveerd verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen strijden over de vraag of [eiser] onverschuldigd – dus zonder rechtsgrond – een bedrag van € 20.650,00 aan de KNB heeft betaald. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv ligt het op de weg van [eiser] om feiten te stellen, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen, waaruit volgt dat hij genoemd bedrag onverschuldigd aan de KNB heeft betaald en daarom terugbetaling kan vorderen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] daartoe onvoldoende gesteld. Anders dan [eiser] meent, is wel sprake van een rechtsgrond voor de betaling van het genoemde bedrag van € 20.650,00, te weten de tussen hem en de KNB tot stand gekomen overeenkomst. De betreffende overeenkomst is tot stand gekomen op het moment dat [eiser] zich bij e-mail van 28 september 2013 heeft aangemeld voor de vrijwillige excedentverzekering. Daarmee heeft hij het aanbod van de KNB aanvaard, zoals verwoord in de brief van 17 juli 2013, inclusief de aan deelname gestelde voorwaarde dat alle in het verleden opgelegde heffingen moesten zijn voldaan. [eiser] was op het moment van aanmelden bekend met de inhoud en omvang van deze door de KNB gestelde voorwaarde. Ter comparitie heeft hij bevestigd dat hij wist dat de voorwaarde ook betrekking had op de vijf inmiddels herroepen heffingen à € 20.650,00 en dat de KNB deze voorwaarde stelde om freeridersgedrag van individuele leden te voorkomen, maar dat hij het daarmee principieel oneens was. Desondanks heeft [eiser] ervoor gekozen zich aan te melden bij de vrijwillige excedentverzekering en heeft hij, als overwogen, ook deze voorwaarde aanvaard. Hieraan doet niet af dat [eiser] vervolgens aanvankelijk geweigerd heeft dit bedrag te betalen, en dat hij het bedrag later onder protest heeft voldaan. De KNB heeft [eiser] overigens ook niet uitgesloten van de collectieve excedentverzekering en [eiser] heeft ook vanaf 1 juli 2013 dekking genoten onder de collectieve excedentverzekering. Van onverschuldigde betaling is geen sprake.
4.3.
Al hetgeen [eiser] overigens naar voren heeft gebracht kan evenmin tot toewijzing van zijn vordering leiden. Genoegzaam gebleken is dat de KNB, hoewel zij daartoe niet verplicht was, ten behoeve van haar leden als verzekeringnemer is opgetreden gelet op het maatschappelijk belang en de belangen van haar leden bij een goed geregelde excedentverzekering. Aan deze dienstverlening mocht de KNB in redelijkheid voorwaarden verbinden. De KNB kon in redelijkheid de voorwaarde stellen dat [eiser] alsnog moest bijdragen in de premies voor de excedentverzekering in de jaren 2008 tot en met juni 2013. Immers, de KNB heeft onweersproken gesteld dat zij deze premie voor haar leden heeft voldaan, terwijl voorts vast staat dat [eiser] de dekking van de bij deze premie behorende verzekering heeft genoten en niet elders verzekerd is geweest. De KNB heeft onweersproken gesteld dat zij deze voorwaarde aan alle notarissen heeft gesteld om freeridersgedrag te voorkómen. De KNB heeft hierbij een gerechtvaardigd belang, nu niet valt in te zien waarom het collectief deze kosten zou moeten dragen. Daarbij komt dat het [eiser] vrij stond een alternatieve excedentverzekering te regelen, zoals enkele andere notarissen hebben gedaan, en dat hij ook voldoende gelegenheid heeft gehad om dit te doen. [eiser] wist in ieder geval na de brief van de KNB van 4 juni 2013 (randnummer 2.8.) dat hij spoedig voor een eigen individuele excedentverzekering zou moeten zorgen, als hij niet alsnog wenste deel te nemen aan de collectieve excedentverzekering. In de bijlage van genoemde brief is expliciet medegedeeld dat [eiser] geen dekking meer zal genieten onder de collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering vanaf 1 juli 2013, dat hij vanaf 1 juli 2013 zelf moet zorgen voor een dekking voor beroepsaansprakelijkheid die voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in artikel 15 van de Verordening beroeps- en gedragsregels, en dat hij een verklaring van de verzekeraar moet overleggen dat hij een afdoende verzekering heeft afgesloten, bij gebreke waarvan de KNB aan het Bft zal melden dat het risico bestaat dat hij niet voldoet aan de verzekeringsplicht en
mogelijk(cursivering van de rechtbank) tuchtrechtelijk laakbaar handelt. Gelet op de in r.o. 2.2 weergegeven taak van de KNB kan niet worden gezegd dat de KNB dit niet aan [eiser] mocht mededelen of dat de KNB niet aan het Bft mocht mededelen dat [eiser]
mogelijktuchtrechtelijk laakbaar handelde. Hoewel van die mededeling ontegenzeggelijk druk uitging, had [eiser] die druk, gelet op voormeld kader en regelgeving, te aanvaarden. [eiser] heeft voorts pas op 10 december 2013 – in het kader van de tuchtklacht van de Bft – via zijn tussenpersoon onderzocht of bij de verzekeraar waar het primaire deel van zijn beroepsaansprakelijkheid (tot 1 miljoen euro) was verzekerd een dekking kon worden verleend tot 25 miljoen euro, wat op dat moment niet mogelijk bleek. Dat [eiser] daarna niet meer voldoende tijd had nog een alternatief te verzorgen kan niet aan de KNB worden verweten. Van misbruik van bevoegdheid of handelen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is geen sprake.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] tot terugbetaling van het bedrag van € 20.650,00 zal worden afgewezen. Bij die stand van zaken deelt de vordering ter zake van juridische bijstand ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid hetzelfde lot.
4.5.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan een behandeling van de vordering in voorwaardelijke reconventie. Deze kan onbesproken blijven.
Proceskosten
4.6.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de KNB. De rechtbank begroot de proceskosten, gevallen aan de zijde van de KNB, tot op heden op:
  • € 1.924,00 voor verschuldigd griffierecht;
  • € 1.158,00voor forfaitair salaris advocaat (2 punten á € 579,-- (tarief III)),
€ 3.082,00
4.7.
Dit totaalbedrag van € 3.082,00 zal desgevorderd worden vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, aan de zijde van de KNB tot op heden begroot op € 3.082,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op
7 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 2008