Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2018 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
VK
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Turkse zelfstandige, die een verblijfsvergunning had aangevraagd met als doel arbeid als zelfstandige. De aanvraag was op 18 april 2018 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen, omdat de verzoeker niet voldeed aan de documentatievereisten, waaronder het ontbreken van een ondernemingsplan. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar was beslist. Tijdens de zitting op 19 juli 2018 was verzoeker vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker en verweerder gewogen. Verzoeker voerde aan dat hij spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij anders een inreisverbod zou krijgen. De voorzieningenrechter erkende dit spoedeisend belang, maar oordeelde dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter concludeerde dat de door verzoeker overgelegde stukken, waaronder een aangepast ondernemingsplan, niet voldoende waren om aan te tonen dat hij voldeed aan de eisen voor de verblijfsvergunning. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 juli 2018.