In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2018 een vonnis gewezen in een verstekprocedure tegen de gedaagden, die als bestuurders van de failliete besloten vennootschap Prestige Zorg B.V. werden aangesproken. De curator, mr. Lambertus Johannes van Apeldoorn, had een vordering ingediend om een bestuursverbod op te leggen aan de gedaagden, die niet verschenen waren in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden het bepaalde in artikel 106a van de Faillissementswet (Fw) hebben overtreden, wat hen hoofdelijk aansprakelijk maakt voor het faillissementstekort van de boedel.
De rechtbank heeft de gedaagden een bestuursverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar, te rekenen vanaf het moment dat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Tevens is bepaald dat de griffier de uitspraak aan de Kamer van Koophandel zal aanbieden voor registratie van het bestuursverbod. De rechtbank heeft de gedaagden ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 923,14. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De beslissing van de rechtbank benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in faillissementssituaties en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur. De rechtbank heeft de gedaagden ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het faillissementstekort, wat een belangrijke boodschap is voor bestuurders van vennootschappen.