ECLI:NL:RBDHA:2018:8795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
20 juli 2018
Zaaknummer
NL17.8140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiseres uit Mogadishu en beoordeling van nieuwe feiten en omstandigheden

In deze zaak heeft eiseres, afkomstig uit Mogadishu, haar vijfde asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft eerder vier asielaanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tot aan haar vertrek in Mogadishu heeft verbleven. Bij de huidige aanvraag heeft zij nieuwe documenten overgelegd, waaronder een verklaring van een generaal uit het Somalische leger en een verklaring van de ambassade. De rechtbank oordeelt dat deze documenten niet als nieuwe feiten kunnen worden aangemerkt, maar wel als bijzondere feiten en omstandigheden die verweerder had moeten betrekken bij zijn beoordeling. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en verklaart het beroep gegrond. Verweerder moet binnen zes weken een nieuw besluit nemen, waarbij hij rekening houdt met de situatie van alleenstaande vrouwen in Somalië. De rechtbank wijst erop dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer van eiseres naar Somalië, gezien de huidige situatie in het land. Tevens worden de proceskosten van eiseres vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.8140
[Persoonsnummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 11 juni 2018 in de zaak tussen

[de persoon 1]

geboren op [geboortedatum] 1993, van Somalische nationaliteit, eiseres
(gemachtigde mr. W.A. Eikelboom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 22 maart 2016 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Op 4 september 2017 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. G.M.L. Doornum. Ook was ter zitting aanwezig een tolk in de Somalische taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Bij beslissing van 26 oktober 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen documenten te laten onderzoeken.
Bij brief van 20 december 2017 heeft verweerder het onderzoeksresultaat meegedeeld. Bij brief van 24 januari 2018 heeft eiseres hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 1 juni 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Ook was ter zitting aanwezig A.O. Adam als tolk in de Somalische taal. Verder was ter zitting aanwezig [de heer] van Vluchtelingenwerk als informant. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres heeft eerder, op 20 augustus 2010, een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 27 augustus 2010 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij afkomstig was uit [de stad] en daar ook heeft verbleven. Het door eiseres ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 oktober 2010 [1] ongegrond verklaard. Het besluit van 27 augustus 2010 staat daardoor in rechte vast.
1.2.
Op 4 januari 2011 heeft eiseres een tweede asielaanvraag ingediend. Aan die aanvraag, waarbij zij heeft gesteld dat zij wel degelijk uit [de stad] komt, heeft zij onder meer een schooldiploma ten grondslag gelegd en een verklaring van Vluchtelingenwerk. Bij besluit van 13 januari 2011 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat eiseres geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan haar aanvraag ten grondslag heeft gelegd. Het door eiseres ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaat Utrecht van 6 november 2012 [2] gegrond verklaard en bepaald is dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Bij uitspraak van 22 februari 2013 [3] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) deze uitspraak bevestigd.
1.3.
Op 18 december 2012 heeft eiseres haar derde asielaanvraag ingediend. Ook deze aanvraag is bij besluit van 22 januari 2013 door verweerder afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb. Bij uitspraak van 28 juni 2013 [4] heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het beroep gegrond verklaard. Volgens de rechtbank bleek uit de overgelegde stukken in samenhang bezien dat eiseres geboren is in [de stad] en de Somalische nationaliteit heeft en dat zij afkomstig is uit [de stad] . Bij uitspraak van 21 maart 2014 [5] heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van 28 juni 2013 vernietigd en het door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard. Volgens de Afdeling is slechts aangetoond dat eiseres is geboren in [de stad] . Uit de door haar overgelegde stukken kan niet worden afgeleid dat zij tot aan haar vertrek naar Nederland in [de stad] heeft verbleven, zodat geen sprake is van nieuwe feiten.
1.4.
Op 17 november 2014 heeft eiseres haar vierde asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiseres wederom documenten ten grondslag gelegd die haar herkomst moeten staven. Bij besluit van 24 december 2014 heeft verweerder de aanvraag afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb. Bij uitspraak van 22 januari 2015 [6] heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 25 juni 2015 [7] heeft de Afdeling deze uitspraak bevestigd.
De huidige asielprocedure: de vijfde aanvraag en de standpunten van partijen
2. De huidige aanvraag is de vijfde aanvraag van eiseres. Aan deze aanvraag heeft zij ten grondslag gelegd dat zij wel degelijk afkomstig is uit [de stad] en daar ook heeft verbleven tot aan haar vertrek naar Nederland. Eiseres heeft bij de zienswijze meegedeeld dat zij bezig is met de verkrijging van een document van de Somalische ambassade waarin staat dat zij niet alleen is geboren in [de stad] en daar heeft gewoond maar dat zij ook tot aan haar vertrek naar Nederland aldaar heeft verbleven.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw 2000. Volgens verweerder is geen sprake van nova die zouden moeten leiden tot een ander oordeel dan reeds in rechte vast is komen te staan. Eiseres heeft nog steeds niet aannemelijk gemaakt dat zij tot haar vertrek in [de stad] woonde. De door eiseres aangekondigde documenten vormen geen reden om te wachten met het nemen van een besluit omdat eiseres voldoende tijd heeft gehad om haar aanvraag te onderbouwen. Daarbij had eiseres de documenten eerder kunnen en dus moeten inbrengen. De overigens door eiseres naar voren gebrachte omstandigheden – haar verwestering en haar beroep op het beleid inzake alleenstaande vrouwen in Somalië – kunnen volgens verweerder evenmin worden aangemerkt als nova. Verweerder is daarom niet overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling.
4. In beroep heeft eiseres de door haar aangekondigde documenten alsnog overgelegd. Het betreft een verklaring van Generaal Mohamed Aden Samatar van 23 augustus 2017 en een verklaring van de Somalische ambassade van 6 september 2017. De verklaring van de ambassade van 6 september 2017 vermeldt het volgende:
[de persoon 1]
visisted this Embassy on September 7, 2017 accompanied by [de heer] from VVN Netherlands requesting a declaration that she lived in [de stad] prior to her arrival in the Netherlands in 2010. This was not the first time that she visited this Embassy for the same purpose. Previously the Embassy was not in a position to support her claim. However, this time she was able to provide a supporting document from chief commander of Somali air force General Mohamed Adan Samatar. The General declares that [de persoon 1] was a colonel pilot in [het bedrijf] during Siad Barre regime. The family including [de persoon 1] lived in [de stad] near [gebouw] up until 2010 when their father was killed near her house.
Based on this testimonial letter dated on 23/08/2017 received from chief commander of Somali air force General Mohamed Adan Samatar, this Embassy declares that indeed [de persoon 1] lived in [de stad] until the death of her father in 2010.
This declaration is only valid when filed together with the supporting document, reference number Lr. XSCC ½ 3ɜɜ, dated on 23/08/2017.”
In de verklaring van de Generaal van 23 augustus 2017 staat het volgende vermeld:

[het bedrijf] demonstrates that Colonel pilot [de persoon 2] was one of the [officials] at the time of President Mohamed Siad Bare.
The colonel pilot [de persoon 2] use to live near [gebouw] with his family up to 2010. I as Chief Commander I would like to prove to you that [de persoon 1] was one of the colonel’s daughters and she used to live with her family till her father was killed near their house in the year of 2010.”
5.1.
Na de zitting van 5 oktober 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen deze documenten op echtheid te laten onderzoeken.
5.2.
Uit het rapport van 24 november 2017 van het Bureau Documenten blijkt het volgende. De verklaring van de ambassade is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door de ambassade afgegeven. Over de inhoud van het document kan het Bureau Documenten geen uitspraak doen. Ten aanzien van de verklaring van Generaal Samatar merkt Bureau Documenten op dat zij geen uitspraak kunnen doen over de echtheid van het document omdat er geen referentiemateriaal is. Ook over de juistheid van de inhoud kan het Bureau Documenten geen uitspraak doen.
5.3.
Bij brief van 20 december 2017 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat gelet op het onderzoek van Bureau Documenten de door eiseres overgelegde documenten geen afbreuk kunnen doen aan de juistheid van het bestreden besluit.
5.4.
Bij brief van 24 januari 2018 heeft eiseres aangevoerd dat uit het onderzoek van Bureau Documenten is gebleken dat de verklaring van de ambassade echt is. Deze verklaring van de ambassade bevestigt de echtheid en juistheid van de verklaring van de Generaal. Verder heeft eiseres een nieuwe verklaring van de ambassade overgelegd waarin wordt uitgelegd hoe de ambassade de juistheid van de verklaring van de Generaal heeft vastgesteld. Uit deze aanvullende verklaring blijkt dat de Somalische ambassadeur zelf telefonisch contact heeft gezocht met de Generaal om de inhoud van de brief te bevestigen. In dat telefoongesprek heeft de Generaal de inhoud bevestigd.
Oordeel rechtbank
6. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat eiseres aan haar huidige aanvraag geen nieuwe relevante feiten of bevindingen ten grondslag heeft gelegd die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigen.
Zijn de nieuwe stukken relevante feiten of bevindingen?
7. Hoewel de door eiseres overgelegde stukken, te weten de verklaring van de Generaal van 23 augustus 2017 en de verklaring van de ambassade van 6 september 2017, dateren van na de eerdere afwijzende besluiten, bevatten ze – strikt naar de vigerende lijn in de jurisprudentie – geen nieuwe relevante feiten of bevindingen. De stukken zijn ingebracht ter onderbouwing van de stelling van eiseres dat zij afkomstig is uit [de stad] . Dit is een stelling die eiseres in al haar asielprocedures steeds heeft ingenomen en die zij in de verschillende procedures ook getracht heeft met verschillende soorten bewijsstukken (onder meer getuigenverklaringen en een schooldiploma) te onderbouwen. Eiseres had eerder kunnen en moeten komen met de stukken die zij thans in de vijfde asielprocedure heeft ingebracht. Dat eiseres nu pas aan de verklaring van de Generaal kon komen omdat zij daar niet eerder aan heeft gedacht dan wel niet in de gelegenheid was om contact met hem te leggen leidt niet tot het oordeel dat er geen sprake is van verwijtbaarheid.
Is sprake van omstandigheden in de zin van het arrest Bahaddar [8]
8. In artikel 83.0a van de Vw 2000 is neergelegd dat indien beroep is ingesteld tegen een besluit dat een gelijke strekking heeft als een besluit dat eerder ten aanzien van de indiener van het beroepschrift is genomen, dit besluit, ook bij het ontbreken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden of een relevante wijziging van het recht, zal worden beoordeeld als ware het een eerste afwijzing indien hier wegens bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden, de noodzaak toe bestaat. Deze feiten en omstandigheden volgen uit het arrest Bahaddar.
9. De rechtbank dient dan ook de vraag te beantwoorden of sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 83.0a van de Vw 2000 en in overweging 45 van het arrest Bahaddar. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt.
10. Ter zitting heeft informant [de heer] van Vluchtelingenwerk Nederland toegelicht hoe eiseres aan de verklaring van de Generaal is gekomen. [de heer] is al vanaf de eerste procedure bij eiseres betrokken. Hij heeft haar in meerdere procedures geholpen om aan documenten te komen ter onderbouwing van haar herkomst uit [de stad] , maar telkens bleken de documenten niet goed genoeg of te laat ingebracht waardoor zij niet werden geaccepteerd als bewijs van de gestelde herkomst. Na de laatste procedure kwam het idee op dat de naam van de omgebrachte vader van eiseres, die een hoge rang had bekleed binnen het Somalische leger, en daarmee de naam van de familie van eiseres, bekend zou moeten zijn binnen het Somalische leger en dat het daarom de moeite waard zou zijn om in legerkringen te gaan zoeken naar mensen die bekend waren geweest met de familie van eiseres. Toevallig leerde [de heer] de Somalische kolonel Daud kennen die opleidingen binnen het leger heeft verzorgd. Aan hem heeft [de heer] gevraagd of hij binnen zijn kringen kon rondvragen naar informatie over de vader van eiseres. Dit heeft ongeveer een half jaar geduurd. Uiteindelijk traceerde kolonel Daud generaal Samatar. Samatar bleek bereid een verklaring op te stellen dat de vader van eiseres, kolonel [de persoon 2] , een hoge positie binnen de luchtmacht had bekleed, dat eiseres een van zijn dochters was, en dat hij met zijn gezin in [de stad] dichtbij het [gebouw] had gewoond, tot 2010 toen hij werd vermoord. Met deze verklaring is eiseres naar de ambassade gegaan. De ambassadeur kende generaal Samatar ook. De ambassadeur heeft in het bijzijn van [de heer] en eiseres op de ambassade gebeld naar generaal Samatar en gecontroleerd of de overgelegde brief klopte. In dit telefoongesprek bevestigde Samatar de inhoud van de brief.
11. De rechtbank kent een zwaar gewicht toe aan de omstandigheid dat volgens de echt bevonden verklaring van de ambassade generaal Samatar heeft verklaard dat hij de familie van eiseres heeft gekend en dat eiseres tot aan haar vertrek in [de stad] heeft gewoond. Voorts acht de rechtbank de hierboven weergegeven gang van zaken rond de verkrijging van de verklaring van de ambassade en de verklaring van generaal Samatar niet onaannemelijk. De rechtbank ziet dan ook in de verklaring van generaal Samatar en de verklaring van de ambassade die de juistheid daarvan bevestigt een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 83.0 a van de Vw 2000 en rechtsoverweging 45 van het arrest Bahaddar. De herkomst van eiseres uit [de stad] levert een concrete aanwijzing op dat eiseres bij terugkeer een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In [de stad] is weliswaar geen sprake meer van een zogenaamde artikel 15c-situatie [9] , maar er is nog steeds sprake van frequent fors geweld en grote en complexe aanslagen waarvan ook veel burgers het slachtoffer worden. Nu in de uitspraak op de tweede aanvraag van zittingsplaats Utrecht van 6 november 2012 is geoordeeld dat niet in geschil is dat eiseres een alleenstaande vrouw is, deze uitspraak is bevestigd in hoger beroep, en niet is gebleken dat er wat dit betreft iets is gewijzigd, ziet de rechtbank niet in dat eiseres thans niet (meer) als alleenstaande vrouw dient te worden gezien. De combinatie van de situatie in [de stad] en het feit dat eiseres als alleenstaande vrouw naar [de stad] zal worden teruggestuurd, levert naar het oordeel van de rechtbank een reëel artikel 3 EVRM-risico op.
12. In het licht van dit alles heeft verweerder dan ook, naar het oordeel van de rechtbank, niet kunnen volstaan met de opmerking dat omdat de juistheid van de inhoud van de documenten niet vastgesteld kon worden, deze documenten niet kunnen afdoen aan het bestreden besluit.
13. Omdat verweerder de documenten niet heeft betrokken bij zijn beoordeling of eiseres in [de stad] heeft verbleven tot aan haar vertrek naar Nederland, heeft verweerder het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd tot stand gekomen. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 83.0a van de Vw 2000 en de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Bij het nieuw te nemen besluit geeft de rechtbank verweerder mee dat hoewel volgens de uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2018 geen sprake (meer) is van een situatie van algemeen willekeurig geweld als bedoeld in artikel 15c, verweerder nog wel dient te toetsen aan het nu geldende beleid voor alleenstaande vrouwen. Voor zover de rechtbank heeft kunnen vaststellen is het landgebonden beleid inzake Somalië na de uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2018 nog niet gewijzigd, In dit landgebonden beleid is opgenomen dat alleenstaande vrouwen uit Somalië een verblijfsvergunning asiel krijgen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en sub b, van de Vw 2000.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting met een waarde per punt van € 501,--, en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1252,50 (zegge: twaalfhonderd tweeënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Voetnoten

1.AWB 10/30248
2.AWB 11/1716
3.201211292/1/V2
4.AWB 13/2194
6.AWB 14/28987
7.201500907/1/V2
8.Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Bahaddar tegen Nederland, nummer 25894/94, 19 februari 1998, rechtsoverweging 45
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2018, 201800536/1/V2