ECLI:NL:RBDHA:2018:8790
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J.L. van der Waals
- G. van Zeben-de Vries
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel en subsidiaire beschermingsstatus van eiser met Somalische nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Somalische nationaliteit houder, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, die op 13 oktober 2017 door de Staatssecretaris werd ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 juli 2012. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat de intrekking onterecht was omdat hij niet onder de Kwalificatierichtlijn valt en dat de intrekking niet op een deugdelijke motivering berustte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oorspronkelijke vergunning van eiser was verleend op humanitaire gronden en dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet voldeed aan de vereisten van de Kwalificatierichtlijn. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd tevens de intrekking van de subsidiaire beschermingsstatus inhield, en dat er geen actuele schending van het Vluchtelingenverdrag dreigde. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1002,-.