ECLI:NL:RBDHA:2018:8760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
NL18.11647
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Palestijnse eiser met betrekking tot bedreigingen door Hezbollah

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2018 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Palestijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in Libanon, had op 5 december 2017 een asielaanvraag ingediend, die op 14 juni 2018 door de staatssecretaris als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij de rechter oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de eiser niet geloofwaardig is in zijn beweringen over bedreigingen door Hezbollah.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser meerdere keren benaderd is door Hezbollah om zich aan te sluiten, maar dat hij deze verzoeken steeds heeft afgewezen. De eiser voerde aan dat hij tijdens een ruzie met zijn buurman de leider van Hezbollah heeft beledigd, wat zou hebben geleid tot bedreigingen. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht twijfelde aan de geloofwaardigheid van deze bewering, vooral omdat de eiser geen concrete bewijsstukken kon overleggen die zijn verhaal onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk te vrezen heeft voor Hezbollah, en dat de afwijzing van zijn asielaanvraag dus terecht was.

De rechtbank heeft ook de verklaring van de burgemeester niet als voldoende bewijs beschouwd om de beweringen van de eiser te ondersteunen. De rechter heeft de motivering van de staatssecretaris gevolgd en geoordeeld dat de eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.11647

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.M.L. van Doornum).

ProcesverloopBij besluit van 14 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1991 in Libanon en hij is Palestijn. Eiser heeft op
5 december 2017 een asielaanvraag ingediend.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- discriminatie als gevolg van Palestijnse afkomst;
- eiser is meerdere keren benaderd door Hezbollah om zich daarbij aan te sluiten;
- bedreiging door de buurman en daaruit voortvloeiende telefonische bedreiging door Hezbollah.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de eerste drie relevante elementen geloofwaardig zijn. Het laatste relevante element, met daarin de bedreiging door de buurman en de daaruit voortvloeiende telefonische bedreiging door Hezbollah acht verweerder niet geloofwaardig. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
3. Eiser voert, kort samengevat, aan dat verweerder onterecht ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser tijdens de ruzie met zijn buurman Hezbollah en de leider van Hezbollah heeft beledigd en dat eiser als gevolg daarvan is bedreigd. Eiser heeft bij de gemeente en bij de politie geklaagd over de overlast die werd veroorzaakt door zijn buurman, maar er werd niets aan gedaan omdat de gemeentelijke autoriteiten Hezbollah vrezen. Tijdens de ruzie was het de buurman zelf die Hezbollah aanhaalde. Eiser heeft in zijn emotie hierop gereageerd. Verweerder heeft voorts de verklaring van de burgemeester onterecht niet betrokken bij de beoordeling van eisers asielrelaas. Verweerder heeft zijn standpunt, dat het ongeloofwaardig is dat eiser in Libanon voor Hezbollah te vrezen heeft onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Met betrekking tot de United Nations Relief and Works Agency (UNWRA) voert eiser aan dat hij van deze organisatie geen hulp heeft ontvangen en dat hij daar slechts ingeschreven staat. Deze organisatie zal eiser overigens niet kunnen beschermen tegen Hezbollah.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
4.1
Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser sinds 2014 een aantal keer door verschillende personen is benaderd om zich aan te sluiten bij Hezbollah. Eiser heeft dit telkens op een correcte manier geweigerd door aan te geven dat hij zich niet wilde bezighouden met politiek en dat hij neutraal is. Eiser is sinds 2016 niet meer actief benaderd door Hezbollah. In november 2017 heeft eiser ruzie met zijn buurman gekregen omdat hij afval bij eiser huis dumpte en opzettelijk water van de riolering langs eisers huis liet lopen. Daarbij zou eiser, nadat zijn buurman hem had uitgescholden en hem ervan zou hebben beschuldigd tegen Hezbollah te zijn, in reactie daarop (de leider van) Hezbollah hebben uitgescholden voor terroristen. Dit laatste acht verweerder ongeloofwaardig.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiser tijdens de ruzie (de leider van) Hezbollah heeft uitgescholden en dat hij daarom nu te vrezen heeft voor een reëel risico op een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser al sinds 2014 benaderd werd door Hezbollah maar altijd neutraal bleef in zijn uitleg waarom hij dit weigerde en aangaf dat hij zich niet wilde bemoeien met politiek. Eiser had zich niet eerder negatief uitgelaten over Hezbollah. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser het causaal verband tussen de laatste benadering door Hezbollah en de ruzie met de buurman niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit, mede gelet op het feit dat eiser en de buurman al langere tijd discussies met elkaar hadden die niet over Hezbollah gingen. Ook heeft verweerder bij zijn beoordeling mogen betrekken dat eiser telkens niet op een agressieve manier is benaderd door Hezbollah en eiser eerder geen vervelende ervaringen heeft gehad met Hezbollah. Gezien het voorgaande heeft verweerder het ongeloofwaardig mogen achten dat eiser tijdens de ruzie met zijn buurman, los van de vraag of de buurman degene is geweest die Hezbollah aanhaalde, op de door hem gestelde wijze uit zijn slof geschoten is. Verweerder heeft dit naar het oordeel van de rechtbank ook afdoende gemotiveerd. Verweerder heeft voorts voldoende gemotiveerd waarom de verklaring van de burgemeester/het hoofd van Batulay niet tot een andere conclusie leidt. De rechtbank volgt verweerder in zijn motivering.
4.3
Verweerder heeft voorts de door eiser gestelde telefonische bedreiging ongeloofwaardig mogen achten. Eiser stelt na de ruzie een keer, met een onbekend nummer, telefonisch te zijn bedreigd. Eiser kan echter verder geen concrete informatie geven over die bedreiging, zoals wie de persoon was die hem bedreigd heeft en hoe diegene van de ruzie met de buurman afwist. Eiser stelt na dit ene telefoontje nog een paar keer te zijn gebeld door een onbekend nummer, maar niet opgenomen te hebben. Bij zijn vertrek heeft eiser zijn telefoon, waarop hij bedreigd stelt te zijn geweest, aan zijn moeder gegeven. Eiser heeft verklaard dat zijn moeder niet meer is gebeld op dit nummer. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser de telefonische bedreiging aldus niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.4
Nu verweerder de belediging van (de leider van) Hezbollah en het dreigtelefoontje niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden, behoeven eisers overige beroepsgronden geen bespreking meer.
5. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.