Uitspraak
Rechtbank den haag
de Staat der Nederlanden(Openbaar Ministerie en Ministerie van Justitie en Veiligheid),
1.De procedure
2.De feiten
het niet beschikt over een gewaarmerkt afschrift van het vonnis van 11 en 14 november 2003. Het hof stelt het ‘certificate of conviction’ (No. T20030465) in samenhang met de Case Summary en de Crown Court Minute Sheet gelijk aan het afschrift van het vonnis als bedoeld in artikel 6 lid 2 onder a VOGP.”
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
inmiddels niet meerkan worden verstrekt. Dat volgt ook uit de brief van 8 juli 2014, zoals vermeld onder 2.1. Mede in dat licht begrijpt de voorzieningenrechter de door het Hof gebruikte bewoordingen aldus dat, zoals gedaagde ter zitting ook heeft betoogd, de genoemde stukken voldoende zekerheid opleveren van het bestaan van het vonnis en de daarin opgenomen veroordeling én dat deze stukken het bij het VOGP-verzoek vereiste gewaarmerkte afschrift van het vonnis kunnen vervangen. Het tweede deel van dat betoog gaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet op. Daartoe is het volgende redengevend.
“a certified copy of the judgment and the law on which it is based”.De voorzieningenrechter volgt gedaagde niet in zijn uitleg dat hiervoor wel ruimte is, gezien het doel van het verdrag, te weten een soepele en effectieve verlening van rechtshulp inzake de tenuitvoerlegging van strafvonnissen. Alhoewel het verdrag wel dat doel heeft, speelt in het internationale rechtshulpverkeer een behoorlijke documentatie en informatie ook een belangrijke rol. Mede gelet daarop is er kennelijk voor gekozen om in dit geval een strikt geformuleerde voorwaarde te stellen zonder daarbij de mogelijkheid te bieden om alternatieve stukken te verstrekken die genoegzaam bewijs vormen van een uitgesproken veroordeling. Daar komt nog bij dat in het bijzonder bij deze voorwaarde ook nog de eis is gesteld van waarmerking, anders dan bij andere stukken die ter toepassing van dit verdrag worden verzonden (artikel 17 lid 4 VOGP). Dat maakt temeer aannemelijk dat verstrekking van dit specifieke stuk, dat bovendien moet voldoen aan een extra voorwaarde ter bewijs van de echtheid daarvan, in het bijzonder van belang is geacht.