In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2018 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van Stichting Energyclaim en Unielabel B.V. tegen de rechters L. Alwin en D.R. Glass. De verzoekers waren van mening dat de rechters partijdig waren, omdat zij eerder een vonnis hadden gewezen in een andere procedure tegen de Staat der Nederlanden, waarin de vorderingen van verzoekers waren afgewezen. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 6 juni 2018, terwijl de comparitie ten overstaan van de rechters Alwin en Glass al was aangekondigd in een tussenvonnis van 9 november 2016. De rechtbank oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien verzoekers al eerder op de hoogte waren van de betrokkenheid van de rechters. De rechtbank benadrukte dat een verzoek tot wraking onmiddellijk moet worden ingediend zodra de omstandigheden zich voordoen die aanleiding geven tot de wraking. De rechtbank verklaarde de verzoekers niet ontvankelijk in hun wrakingsverzoek en bepaalde dat de hoofdprocedure voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond.