ECLI:NL:RBDHA:2018:8640

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
C/09/554910/KG RK 18-866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure met betrekking tot eerdere uitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2018 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van Stichting Energyclaim en Unielabel B.V. tegen de rechters L. Alwin en D.R. Glass. De verzoekers waren van mening dat de rechters partijdig waren, omdat zij eerder een vonnis hadden gewezen in een andere procedure tegen de Staat der Nederlanden, waarin de vorderingen van verzoekers waren afgewezen. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 6 juni 2018, terwijl de comparitie ten overstaan van de rechters Alwin en Glass al was aangekondigd in een tussenvonnis van 9 november 2016. De rechtbank oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien verzoekers al eerder op de hoogte waren van de betrokkenheid van de rechters. De rechtbank benadrukte dat een verzoek tot wraking onmiddellijk moet worden ingediend zodra de omstandigheden zich voordoen die aanleiding geven tot de wraking. De rechtbank verklaarde de verzoekers niet ontvankelijk in hun wrakingsverzoek en bepaalde dat de hoofdprocedure voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2018/41
zaak-/rekestnummer: C/09/554910 KG RK 18-866
kenmerk: 496217 HA ZA 15-1054
Beslissing van 9 juli 2018
Van de meervoudige wrakingskamer op het verzoek van:

1.Stichting Energyclaim, gevestigd te [plaats] ,

2.
Unielabel B.V.,gevestigd te [plaats] ,
3.
[verzoeker] , tevens h.o.d.n. [naam bedrijf] ,gevestigd te [plaats] ,
4.
[naam] , tevens h.o.d.n. [naam bedrijf] ,gevestigd te [plaats],
verzoekers,
advocaat: mr. R.A. van Dijk;
strekkende tot wraking van:
mrs. L. Alwin en D.R. Glass,
rechters in deze rechtbank.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
KIWA N.V. Certificatie en Keuringen, gevestigd te [plaats] ,
KIWA Nederland B.V.,gevestigd te [plaats] ,
advocaat: mr. J.M.H.W. Bindels.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 6 juni 2018;
  • de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van belanghebbenden van 7 juni 2018;
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 19 juni 2018.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zijn verschenen de heer [naam] namens verzoekers, bijgestaan door de advocaat mr. R.A. van Dijk. Namens de belanghebbenden is niemand verschenen. De rechters zijn zoals tevoren aangekondigd niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters mrs. Alwin en Glass in de zaak met nummer 496217 HA ZA 15-1054 tussen verzoekers en belanghebbenden. In die zaak is bij tussenvonnis van 9 november 2016 een comparitie gelast op 13 juni 2018 ten overstaan van mrs. L. Alwin, D.R. Glass en B. Meijer. Op 6 juni 2018 is het schriftelijke wrakingsverzoek binnengekomen. Verzoekers hebben aan dit verzoek het volgende ten grondslag gelegd.
2.2.
Bij de nadere bestudering van de conclusie van antwoord en overige processtukken van de wederpartijen KIWA N.V. en KIWA Nederland B.V. is verzoekers gebleken dat de wederpartijen in deze processtukken meermalen verwijzen naar een procedure die (een deel van) verzoekers voerden tegen de Staat der Nederlanden. In die procedure is op 14 mei 2014 een vonnis gewezen door – voor zover thans van belang – mrs. Alwin en Glass waarin de vorderingen van verzoekers tegen de Staat zijn afgewezen. Verzoekers zijn in die andere procedure tegen de Staat in beroep en cassatie gegaan. Verzoekers verwachten geen breuk van mrs. Alwin en Glass met hun eerdere uitspraak en moeten er thans bij voorbaat al van uitgaan dat elk verweer van verzoekers tegen deze uitspraak geen objectief en onpartijdig oordeel zal vinden. De kans op een puur objectieve beoordeling is niet groot en het is meer dan aannemelijk dat er sprake van partijdigheid zal zijn.

3.Het standpunt van de rechters

3.1.
De rechters berusten niet in de wraking. Het wrakingsverzoek is te laat ingediend. Bovendien staat de beslissing die de rechters eerder in de andere procedure hebben genomen niet in de weg aan een onpartijdige, objectieve beoordeling van de onderhavige zaak.

4.Het standpunt van belanghebbenden

4.1.
Het door de rechtbank gewezen vonnis in de andere procedure is inmiddels bekrachtigd door het Hof. Het arrest van het Hof is daarmee het maatgevende kompas. Het arrest van het Hof kan, ongeacht welke rechters onderhavige zaak zullen behandelen, niet genegeerd worden.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
5.2.
Een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. In het onderhavige geval is al bij tussenvonnis van 9 november 2016 aan partijen bekend gemaakt dat een comparitie van partijen ten overstaan van mrs. Alwin en Glass zou worden gehouden. Het wrakingsverzoek, dat is gebaseerd op de omstandigheid dat de comparitie ten overstaan van deze rechters gehouden zal worden, is echter pas op 6 juni 2018 ingediend. Verzoekers hebben dit tijdsverloop toegelicht en gesteld dat zij de namen van de rechters pas hebben opgemerkt op het moment dat verzoekers de zaak intensiever zijn gaan voorbereiden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank echter een omstandigheid die voor rekening en risico van verzoekers komt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verzoek te laat is ingediend. Verzoekers kunnen dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de rechtbank daarom niet toe.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoekers niet ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun advocaat mr. R.A. van Dijk;
• belanghebbende p/a hun advocaat mr. J.M.H.W. Bindels;
• de rechters mr. L. Alwin en mr. D.R. Glass;
Deze beslissing is gegeven door mr. T.F. Hesselink, mr. H.W. Vogels en mr. D.G.J. Dop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.F. Ritmeijer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2018.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.