ECLI:NL:RBDHA:2018:8375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
13 juli 2018
Zaaknummer
NL18.9724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Kameroense vreemdeling op basis van ongeloofwaardige verklaringen over seksuele geaardheid en uithuwelijking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een vreemdeling met de Kameroense nationaliteit. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, waarbij zij stelde lesbisch te zijn en te vrezen voor vervolging in haar thuisland. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank vond dat de verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid en de problemen die zij als gevolg daarvan ondervond, ongeloofwaardig waren. De rechtbank baseerde dit oordeel op de Werkinstructie 2015/9, die richtlijnen biedt voor het onderzoeken van de geloofwaardigheid van asielverhalen met betrekking tot seksuele geaardheid.

Eiseres had onder andere verklaard dat zij in Kameroen was uitgehuwelijkt en dat haar echtgenoot haar had mishandeld. De rechtbank oordeelde dat eiseres inconsistent en tegenstrijdig had verklaard over belangrijke gebeurtenissen in haar leven, zoals de dood van haar vader en haar ervaringen met haar echtgenoot. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris niet ten onrechte had gesteld dat eiseres niet in staat was gebleken om consistent en adequaat over haar seksuele geaardheid en de problemen die zij als gevolg daarvan had ondervonden te verklaren.

De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat er een medisch onderzoek had moeten plaatsvinden, en oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor een dergelijk onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiseres terecht was afgewezen en dat er geen gronden waren voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.9724

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Jaber).

ProcesverloopBij besluit van 18 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond, haar de toegang tot Nederland geweigerd, haar opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en tegen haar een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.9632 en NL18.9725, plaatsgevonden op 31 mei 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J.M. van der Boom. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1990 en de Kameroense nationaliteit te hebben. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij lesbisch is. In juni 2013 was eiseres met haar vader en haar vriendin in een bar in de plaats [plaats 1] . Eiseres en haar vriendin hebben gezoend op het toilet. Een man heeft dit gezien en vervolgens ontstond er een vechtpartij, waarbij haar vader ernstig gewond is geraakt. Haar vader is uiteindelijk aan zijn verwondingen overleden. In december 2013 heeft er nogmaals een incident plaatsgevonden, waarbij eiseres en haar vriendin op straat werden geslagen. De familie van eiseres heeft daarna besloten om haar uit te huwelijken. Eiseres is in februari 2016 uitgehuwelijkt aan het dorpshoofd van [dorp] . Eiseres haar echtgenoot wist dat zij lesbisch was en hij bedreigde, sloeg en verkrachtte haar. Ook heeft de echtgenoot van eiseres op haar verjaardag vier mannen bij haar laten komen die haar hebben verkracht. In februari 2018 kwam de echtgenoot van eiseres er achter dat zij een vriendin had en heeft hij eiseres ernstig mishandeld. Eiseres is vervolgens met hulp van haar vriendin gevlucht.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres;
  • de lesbische geaardheid van eiseres;
  • problemen als gevolg van de lesbische geaardheid van eiseres;
  • eiseres is uitgehuwelijkt en de daaraan gerelateerde problemen.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij het bestreden besluit afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw 2000. De gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres acht verweerder geloofwaardig. Verweerder heeft de lesbische geaardheid van eiseres en de problemen als gevolg van haar geaardheid ongeloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder de verklaringen van eiseres over haar uithuwelijking en de daaraan gerelateerde problemen ongeloofwaardig geacht. Verder heeft verweerder overwogen dat eiseres verklaringen heeft afgelegd die als kennelijk inconsequent en tegenstrijdig worden aangemerkt, waardoor alle overtuigingskracht van haar verklaringen is ontnomen. Bovendien heeft eiseres gepoogd met een paspoort dat niet van haar was het Schengengebied in te reizen en om door te reizen naar Duitsland of Frankrijk, waardoor volgens verweerder sprake is van het verstrekken van valse informatie.
4. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het uitvoeren van een medisch onderzoek en dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat een medisch onderzoek niet relevant zou zijn voor de asielaanvraag. Eiseres wijst erop dat zij voldoende heeft onderbouwd dat zij getraumatiseerd is. Ook stelt eiseres dat haar de benodigde behandeling wordt onthouden. Daarnaast meent eiseres dat verweerder in strijd met artikel 18 van de Procedurerichtlijn heeft gehandeld door pas in de beschikking aan te geven geen medisch onderzoek te zullen verrichten. Eiseres verzoekt de rechtbank om hierover prejudiciële vragen te stellen.
5. De rechtbank overweegt dat eiseres gezien is door het FMMU en dat de arts van het FMMU geen aanleiding heeft gezien om haar door te sturen naar een arts. Verder heeft eiseres tijdens de gehoren gezegd dat ze getraumatiseerd is en heeft de gemachtigde van eiseres in de correcties en aanvullingen een verzoek om een medisch onderzoek gedaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op voornoemde omstandigheden niet gehouden was een medisch onderzoek in te stellen. Verweerder heeft de enkele stelling van eiseres dat zij getraumatiseerd is onvoldoende mogen achten voor het instellen van een medisch onderzoek. Ook heeft verweerder mogen overwegen dat niet is gebleken dat een medisch onderzoek relevant is voor eiseres haar asielaanvraag nu de vaststelling van eiseres haar trauma geen onderbouwing kan vormen van hetgeen eiseres stelt dat haar overkomen is. Het betoog dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 18 van de Procedurerichtlijn kan eveneens niet slagen. Verweerder heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 12 juli 2017 (AWB 16/6415), terecht bepleit dat het voornemen reeds impliceert dat verweerder een besluit wilde nemen zonder een medisch onderzoek te starten. De rechtbank ziet in de handelwijze van verweerder geen strijd met artikel 18 van de Procedurerichtlijn en ziet dan ook geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen. Verder heeft verweerder ter zitting er terecht op gewezen dat indien eiseres medische hulp nodig had, zij hierom had kunnen vragen in bewaring. De stelling dat aan eiseres de benodigde behandeling wordt onthouden, volgt de rechtbank daarom niet.
6. Eiseres stelt dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Daartoe betoogt eiseres dat zij niet tijdens het gehoor met kennelijke onvolkomenheden is geconfronteerd, hetgeen niet in lijn is met de Procedurerichtlijn en het beleid van verweerder.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende zorgvuldig het bestreden besluit heeft genomen. De rechtbank wijst er allereerst op dat eiseres tijdens het nader gehoor is geconfronteerd met meerdere inconsistenties en tegenstrijdigheden. Wat betreft de kennelijke onvolkomenheden waarmee eiseres niet is geconfronteerd, overweegt de rechtbank dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van een asielrelaas plaatsvindt na beëindiging van de gehoren, waardoor verweerder niet gehouden was om reeds ten tijde van het nader gehoor eiseres met alle ongerijmdheden uit het voornemen te confronteren. Ook is van belang dat eiseres van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om correcties en aanvullingen in te dienen en om op de zienswijze te reageren. De rechtbank ziet hierin geen strijd met de Procedurerichtlijn en het beleid van verweerder. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat verweerder ten onrechte haar relaas ongeloofwaardig heeft geacht en voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan. Eiseres meent dat verweerder haar lesbische geaardheid niet op deugdelijke wijze heeft onderzocht en ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Ook stelt eiseres dat zij op het punt van bewustwording en zelfacceptatie niet wisselend heeft verklaard en dat zij afdoende heeft verklaard over haar gevoelens en gedachten. Bovendien is eiseres ten onrechte een gebrek aan kennis van de LHBT-gemeenschap tegengeworpen. Ten aanzien van de problemen als gevolg van haar geaardheid, wijst eiseres erop dat uit het bestreden besluit niet blijkt waarom verweerder de stellingen over de datum van het overlijden van haar vader en over het verblijf van haar vader in het ziekenhuis niet volgt. Wat betreft de problemen als gevolg van het huwelijk, stelt eiseres dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is nu verweerder de herkomst van eiseres geloofwaardig heeft geacht, terwijl verweerder stelt dat eiseres onvoldoende kennis heeft van de omgeving van [dorp] . Ook voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat zij geen deugdelijke verklaring zou hebben gegeven waarom het dorpshoofd met haar wilde trouwen. Tot slot meent eiseres dat verweerder het besluit op meerdere onderdelen onzorgvuldig heeft gemotiveerd.
9. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1630) geoordeeld dat verweerder aan de hand van de onderzoeksmethode zoals weergegeven in Werkinstructie (WI) 2015/9 op een zorgvuldige manier onderzoek doet naar een gestelde seksuele geaardheid, en dat verweerder met die werkinstructie voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze de antwoorden op vragen over een seksuele gerichtheid worden beoordeeld.
9.1
In WI 2015/9 wordt aan de hand van vijf thema's (privéleven, huidige en voorgaande relaties, contact met homoseksuelen in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie, discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst en toekomst) beoordeeld of van de geloofwaardigheid van de geaardheid van de vreemdeling uit kan worden gegaan. De thema's worden in samenhang beoordeeld. Het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen (onder andere bewustwording en zelfacceptatie) van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit maatschappelijk onacceptabel of strafbaar is gesteld.
9.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan de hand van WI 2015/9 de gestelde lesbische geaardheid van eiseres deugdelijk heeft onderzocht en zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft mogen concluderen dat eiseres ongerijmd, wisselend, vaag en summier over haar proces van bewustwording heeft verklaard nu zij steeds een andere weergave geeft van haar gedachten en gevoelens. Zo heeft eiseres enerzijds verklaard dat zij zich bewust werd van haar seksuele oriëntatie omdat zij zich niet goed voelde bij haar toenmalige vriendje, terwijl eiseres direct daarna heeft verklaard dat zij merkte dat zij op vrouwen viel omdat ze zich niet zo vrouwelijk kleedde. Ook heeft eiseres onduidelijk verklaard over haar gevoelens voor mannen. Zij heeft namelijk enerzijds verklaard dat zij zich niet fijn voelde bij mannen en zich niet tot hen aangetrokken voelde, terwijl zij anderzijds heeft verklaard dat zij wel seksuele verlangens heeft gehad voor jongens. Wat betreft het proces van zelfacceptatie, overweegt de rechtbank dat eiseres heeft verklaard dat zij ongeveer twee jaar heeft geworsteld met haar gevoelens, maar dat zij geen inzicht heeft gegeven in haar twijfels, emoties en gedachtes die zij tijdens deze worsteling heeft ervaren. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres ten aanzien van dit punt is blijven steken in algemene bewoordingen en summiere antwoorden. Verweerder heeft dan ook mogen concluderen dat eiseres niet in staat is gebleken om consistent en adequaat over haar proces van bewustwording en zelfacceptatie te verklaren, terwijl dit redelijkerwijs wel van haar verwacht had mogen worden. Dit geldt te meer nu eiseres afkomstig is uit een land waarin homoseksualiteit maatschappelijk onacceptabel is. Daarnaast heeft eiseres ongerijmde verklaringen afgelegd ten aanzien van haar familie, vrienden en relaties. Zo heeft eiseres verklaard dat zij sinds haar geboorte nooit haar verhaal heeft kunnen doen, terwijl zij ook heeft verklaard dat ze zowel aan haar ouders als aan enkele vriendinnen die ook lesbisch waren heeft verteld over haar seksuele geaardheid. Ook heeft eiseres enerzijds verklaard dat haar moeder haar vragen stelde over waarom ze nooit jongens thuis zag, terwijl ze anderzijds heeft verklaard dat ze meerdere relaties met mannen heeft gehad. Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat eiseres haar verklaringen over haar relatie met [persoon X] niet eenduidig en ongerijmd zijn. Zo heeft eiseres ongerijmd verklaard over de studie en het werk van [persoon X] . Eiseres heeft namelijk eerst verklaard dat [persoon X] rechten heeft gestudeerd en een kledingwinkel heeft, terwijl zij vervolgens heeft verklaard dat [persoon X] op het moment dat zij naar Europa vertrok geneeskunde studeerde. Daarnaast heeft verweerder de verklaringen van eiseres over hoe zij elkaar ontmoet hebben en een relatie hebben gekregen opmerkelijk mogen achten. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij elkaar op een bruiloft ontmoet hebben en dat [persoon X] die avond heeft verteld dat zij niet van mannen hield. Eiseres heeft twee dagen later tegen [persoon X] verteld dat zij lesbisch was en heeft toen voorgesteld om verkering te krijgen, waarop [persoon X] antwoordde dat dit goed was en geen probleem. Verweerder heeft deze verklaringen gelet op de sociale, maatschappelijke, culturele en politieke context in Kameroen niet ten onrechte onaannemelijk geacht. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiseres zich op geen enkele wijze heeft verdiept in de situatie voor lesbiennes in Kameroen of Nederland. Dat eiseres lang een vaste partner heeft gehad, zij vanwege het taboe op homoseksualiteit niet veel afweet van belangengroepen en zij wel contact met anderen uit de LHBT-gemeenschap heeft gehad doet hier niet aan af nu ook hieruit niet blijkt dat zij zich hierin verdiept heeft.
9.3
Ten aanzien van de problemen als gevolg van haar lesbische geaardheid, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte haar verklaringen hieromtrent ongerijmd, wisselend en vaag heeft geacht. Zo heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres er niet in is geslaagd om een eenduidige tijdslijn van de gebeurtenissen te geven. Eiseres heeft in het eerste en nader gehoor verklaard dat haar vader vier jaar geleden is overleden, terwijl zij ook heeft verklaard dat het incident bij de bar in [plaats 1] heeft plaatsgevonden in juni 2013. Weliswaar wijst eiseres er terecht op dat op het moment van de gehoren er nog geen vijf jaar verstreken waren, maar dit doet er niet aan af dat er op dat moment bijna vijf jaar verstreken was en eiseres dan ook niet eenduidig hierover heeft verklaard. Verder stelt de rechtbank met verweerder vast dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het verblijf van haar vader in het ziekenhuis. Zo heeft eiseres in haar vrije relaas verklaard dat haar vader vier dagen in [plaats 1] in het ziekenhuis heeft gelegen, terwijl zij daarna heeft verklaard dat hij twee weken in het ziekenhuis in [plaats 1] heeft gelegen voordat hij naar [plaats 2] ging. Toen eiseres hiermee geconfronteerd werd, heeft zij verklaard dat ze het niet precies weet maar dat het meer dan een week was. Gelet op het vorenstaande is eiseres er niet in geslaagd om eenduidige verklaringen af te leggen over deze belangrijke gebeurtenis, terwijl dit wel van haar mag worden verwacht. Ook heeft verweerder er op mogen wijzen dat eiseres geen documenten heeft overgelegd die haar asielrelaas ondersteunen, zoals documenten ten aanzien van de aangifte die zij stelt te hebben gedaan van het incident in [plaats 1] of documenten over de ziekenhuisopname en het overlijden van haar vader. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte de verklaringen van eiseres over de problemen als gevolg van haar lesbische geaardheid ongeloofwaardig geacht.
9.4
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiseres over haar uithuwelijking en de daaraan gerelateerde problemen ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft mogen stellen dat eiseres vaag en summier heeft verklaard over het dorp [dorp] en de omgeving. Zo heeft eiseres enerzijds verklaard dat zij geen namen van dorpen in de buurt weet omdat zij van haar man het dorp niet mocht verlaten, terwijl zij anderzijds heeft verklaard dat zij vier of vijf keer per week van [dorp] naar de markt in [plaats 2] reisde. Wel heeft eiseres een tweetal plaatsen genoemd die volgens haar op de weg van [plaats 2] naar [dorp] liggen, maar dit bleek achteraf niet te kloppen. Toen verweerder tijdens het gehoor eiseres met deze onjuistheid confronteerde, gaf zij aan dat zij niet zou weten hoe dit zit. De stelling dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is nu verweerder de herkomst van eiseres geloofwaardig heeft geacht volgt de rechtbank niet. Dat verweerder haar herkomst geloofwaardig heeft geacht doet er namelijk niet aan af dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat eiseres niet geloofwaardig heeft gemaakt dat zij vanaf februari 2016 in [dorp] woonde. Verder heeft verweerder het opmerkelijk mogen achten dat het dorpshoofd, die volgens eiseres veel macht had, met eiseres wilde trouwen, terwijl hij wist dat zij op vrouwen viel en de zorg voor twee kinderen had. Dat eiseres haar kinderen niet bij haar mochten blijven wonen en dat zij ook niet weet waarom het dorpshoofd wilde trouwen doet hier niet aan af. Daarnaast geldt dat eiseres ook ten aanzien van dit onderdeel van haar asielrelaas geen documenten heeft overgelegd, bijvoorbeeld ten aanzien van haar huwelijk met het dorpshoofd of haar verblijf in het ziekenhuis.
9.5
De rechtbank concludeert dat verweerder niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd de verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid, de problemen als gevolg van haar geaardheid en haar uithuwelijking en de daaraan gerelateerde problemen ongeloofwaardig heeft geacht.
10. Eiseres meent dat verweerder het besluit ten aanzien van artikel 64 van de Vw 2000 onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarbij wijst eiseres erop dat zij herhaaldelijk heeft aangegeven getraumatiseerd te zijn.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er geen aanleiding is voor de toepassing van artikel 64 van de Vw 2000. De rechtbank overweegt dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ze vanwege haar ervaringen zodanig getraumatiseerd is dat ze daarom in aanmerking dient te komen voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Eiseres heeft namelijk de stelling dat zij getraumatiseerd is niet nader onderbouwd en ook is niet gebleken dat zij hiervoor behandeld wordt op dit moment. Daarnaast verwijst de rechtbank naar hetgeen onder 5 is overwogen.
12. De rechtbank overweegt verder dat hetgeen onder 11 is overwogen eveneens geldt ten aanzien van het betoog dat verweerder het opleggen van het inreisverbod onvoldoende heeft gemotiveerd.
13. Eiseres voert verder aan dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft volgens eiseres ten onrechte overwogen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard en werpt ten onrechte tegen dat zij met een vals paspoort is ingereisd.
14. De rechtbank overweegt dat gelet op het vorenstaande verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres inconsistent en tegenstrijdig heeft verklaard. Verder is niet in geschil dat eiseres met een vals paspoort naar Nederland is gereisd. Ook is niet betwist dat zij niet onmiddellijk bij aankomst op Schiphol asiel heeft aangevraagd, maar dat zij geprobeerd heeft om door te reizen naar Duitsland of Frankrijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond.
15. De rechtbank stelt vast dat er geen gronden zijn aangevoerd ten aanzien van de toegangsweigering of de vertrektermijn. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder ten onrechte heeft bepaald dat aan eiseres de toegang tot Nederland wordt ontzegd en dat zij Nederland onmiddellijk dient te verlaten.
16. Eiseres stelt zich op het standpunt dat gedwongen terugkeer naar haar land van herkomst in strijd is met artikel 3 van het Verdrag betreffende de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Uit het voorgaande volgt dat het besluit in stand kan blijven. Er is daarom geen sprake van strijd met het verbod van refoulement.
17. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. E.F. Binnendijk, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.