ECLI:NL:RBDHA:2018:8324
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Turkse eiser wegens gebrek aan geloofwaardigheid van vervolgingsvrees
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1996, had op 16 maart 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 13 juni 2018 afgewezen. De staatssecretaris oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij als aanhanger van de Gülenbeweging in Turkije in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond. De rechtbank heeft de identiteit en herkomst van de eiser geloofwaardig geacht, maar niet zijn stelling dat hij een overtuigde aanhanger van de Gülenbeweging is. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet als vluchteling kan worden aangemerkt, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.