Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de drie exploten als bedoeld in artikel 613 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van 22 december 2017 en 12 januari 2018;
- de akte houdende overlegging producties van [A] van 28 februari 2018, met producties;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid/schorsing/voorlopige voorziening van CBR Fashion c.s. van 11 april 2018;
- de conclusie van antwoord in de schadestaat van Street-One c.s. van 11 april 2018;
- de conclusie van antwoord in het incident voorlopige voorziening van Street One c.s. van 11 april 2018;
- de akte houdende inventarislijst en overlegging producties van Street-One c.s. van 11 april 2018, met producties;
- het antwoord in het incident tot onbevoegdheid/schorsing/voorlopige voorziening van [A] van 25 april 2018.
2.De beoordeling in het incident tot onbevoegdheid
De schadestaatprocedure, Serie Burgerlijk proces & praktijk nr.14, Deventer: Kluwer 2012, nr. 315 e.v.). Uit het voorgaande volgt dat in de schadestaatprocedure uitsluitend een partij kan worden gedagvaard die in de hoofdprocedure tot schadevergoeding is veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat [A] in de hoofdzaak alleen Street-One betrokken heeft als gedaagde en dat de veroordeling tot betaling van een schadevergoeding uitsluitend Street-One betreft. Nu CBR Fashion c.s. niet in de hoofdprocedure zijn gedagvaard en veroordeeld tot betaling van een (nader bij staat op te maken) schadevergoeding, kunnen zij door [A] evenmin in de daarop volgende schadestaatprocedure worden betrokken. De omstandigheid dat anderen naast Street-One aansprakelijk gehouden kunnen worden voor een vergoeding van de schade, zoals [A] heeft gesteld en CBR Fashion c.s. nadrukkelijk heeft weersproken, leidt niet tot een ander oordeel, zodat de rechtbank hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd verder onbesproken laat.