ECLI:NL:RBDHA:2018:8052
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod in het kader van afhankelijkheidsrelatie met Nederlandse kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Surinaamse nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser heeft een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar ontvangen, waartegen hij beroep heeft ingesteld. Eiser stelt dat hij rechtmatig verblijf heeft op basis van een afhankelijkheidsrelatie met zijn drie Nederlandse kinderen, en verwijst naar het arrest van het HvJ van 10 mei 2017 in de zaak Chavez-Vilchez. Hij betoogt dat de Terugkeerrichtlijn niet op hem van toepassing is en dat hij een langere termijn voor vrijwillig vertrek had moeten krijgen vanwege zijn kinderen.
De rechtbank oordeelt dat de Terugkeerrichtlijn wel degelijk van toepassing is en dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij verblijfsrecht kan ontlenen aan de afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank stelt vast dat het terugkeerbesluit niet onrechtmatig is, ook al heeft eiser rechtmatig verblijf in afwachting van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning. De rechtbank overweegt verder dat verweerder niet verplicht was om eiser een vertrektermijn te bieden, gezien de gronden van het terugkeerbesluit en de persoonlijke omstandigheden van eiser. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat het inreisverbod onzorgvuldig is voorbereid, maar de rechtbank oordeelt dat hij voldoende is geïnformeerd over het inreisverbod en dat hij de mogelijkheid heeft gehad om zijn zienswijze te geven. De rechtbank verklaart het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend op 28 juni 2018.