ECLI:NL:RBDHA:2018:7916
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake aanvragen verblijfsvergunningen op grond van de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 juni 2018, zijn eisers, een gezin van Ivoriaanse nationaliteit, in beroep gegaan tegen de afwijzing van hun aanvragen voor verblijfsvergunningen op grond van de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvragen zijn afgewezen, met name met betrekking tot het meewerkcriterium en de belangen van de kinderen onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank stelt vast dat er in het verleden aanvragen zijn ingewilligd ondanks dat niet volledig aan het meewerkcriterium werd voldaan, en dat de staatssecretaris niet alle belangen van de kinderen heeft meegewogen. De rechtbank geeft de staatssecretaris de gelegenheid om de geconstateerde gebreken te herstellen en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, waardoor de uitzetting van eisers wordt verboden totdat op het beroep is beslist. De rechtbank benadrukt dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de staatssecretaris moet onderbouwen dat er geen sprake is van ambtelijke misslagen in vergelijkbare zaken.