ECLI:NL:RBDHA:2018:7849

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
6999819 EJ VERZ 18-70460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Nederlandse rechter in een verzoek tot verwerping van een nalatenschap namens minderjarigen woonachtig in Australië

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door verzoekers, beiden woonachtig in Australië, in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van twee minderjarigen. Het verzoek betrof de verwerping van de nalatenschap van een overleden persoon, die op 19 maart 2018 is overleden in Papendrecht. De kantonrechter moest vaststellen of hij rechtsmacht had om op het verzoek te beslissen, gezien het feit dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats niet in Nederland hebben.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 van toepassing is. Op basis van dit verdrag is de rechter in de verdragsluitende staat waar de minderjarigen hun gewone verblijfplaats hebben, in dit geval Australië, bevoegd om op het verzoek te beslissen. De kantonrechter heeft zich daarom onbevoegd verklaard. Tevens heeft de kantonrechter overwogen dat, indien naar Australisch recht geen rechterlijke machtiging vereist is voor de verwerping van de nalatenschap namens de minderjarigen, de bevoegde rechtbank in het sterfhuis van de erflater (de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht) de verklaring tot verwerping kan ontvangen en inschrijven in het boedelregister.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de verzoekers niet in Nederland hoeven te voldoen aan de vereiste van een rechterlijke machtiging voor de verwerping van de nalatenschap, mits dit in overeenstemming is met het recht van de Staat waar de minderjarigen hun gewone verblijfplaats hebben. De beschikking is gegeven door mr. A. Emmens en is ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
BG
Zaaknr.: 6999819 EJ VERZ 18-70460

Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:

[verzoekers] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
[adres] , Australië

Overwegingen

1. Op 19 maart 2018 is overleden, te Papendrecht
[erflater], laatst gewoond hebbend te Papendrecht.
2. Op 19 juni 2018 is op de griffie een verzoekschrift ingediend. Het verzoek strekt ertoe verzoekers in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2013,
[minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2015,
beiden wonende en verblijvende te [adres] , [woonplaats] , Australië,
machtiging te verlenen om namens de minderjarigen de nalatenschap van
[erflater]te verwerpen.
3. Gelet op de omstandigheid dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats niet in Nederland hebben, dient de kantonrechter vast te stellen of hem rechtsmacht toekomt.
4. In dit geval is het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen van 19 oktober 1996 (het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996) van toepassing. Op grond van het bepaalde in artikel 5 van dat Verdrag is in zaken zoals de onderhavige bevoegd het gerecht van de verdragsluitende staat waar de minderjarigen hun gewone verblijfplaats hebben. In dit geval is daarom de rechter in Australië bevoegd om op het verzoek te beslissen. De kantonrechter zal zich daarom onbevoegd verklaren.
6. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat, op grond van artikel 17 van dat Verdrag, de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind. De vraag of de wettelijke vertegenwoordigers een rechterlijke machtiging nodig hebben om de nalatenschap namens de minderjarigen te verwerpen dient dus te worden beoordeeld naar Australisch recht. Als, zoals verzoekers stellen, naar Australisch geen rechterlijke machtiging nodig is voor de verwerping namens minderjarigen, dient de bevoegde rechtbank van het sterfhuis van erflater (in dit geval de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht) de verklaring tot verwerping namens de minderjarige in ontvangst te nemen en in te schrijven in het boedelregister. Aan het in ontvangst nemen van de verklaring tot verwerping en de inschrijving daarvan in het boedelregister kan in dat geval niet de voorwaarde worden verbonden dat daartoe een rechterlijke machtiging wordt verstrekt.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart zich onbevoegd om op het verzoekschrift te beslissen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2018.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.