Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 mei 2017 met daarbij de producties 1 tot en met 16;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5;
- het tussenvonnis van 8 november 2017;
- de brief namens Konekto van 5 maart 2017 met productie 17;
- het proces-verbaal van comparitie van 6 maart 2017.
2.De feiten
”Het genereren en instandhouden van stageplaatsen binnen maatschappelijke instellingen en organisaties, zoals sportverenigingen, zorginstellingen, culturele instellingen en overheidsinstellingen, teneinde stagiaires ervaring en kennis te laten opdoen over maatschappelijke instellingen en organisaties.”
In uw brief van 26 maart 2009 geeft aan welke activiteiten er door u (gaan) worden verricht. Onder de noemer “MatchRoom” verzamelt u ten behoeve van uw opdrachtgevers (VMBO-scholen) informatie op de arbeidsmarkt voor de scholen en informeert u bedrijven over de behoefte van het onderwijs op het gebied van stageplekken. U bent de mening toegedaan dat deze werkzaamheden vrijgesteld zijn van omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Dit vanwege het feit dat er sprake is van ‘nauw met het onderwijs samenhangende activiteiten’, zoals bedoeld in artikel 132, eerste lid, onderdeel i van de BTW-richtlijn.
Vanwege het niet verkrijgen van BTW-vrijstelling voor deze activiteiten zijn de oorspronkelijke vergoedingen met 10% verhoogd”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
onmiskenbaar onjuistwaren (vgl. HR 8 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1042).
€ 3.712,=. De wettelijke rente zal zoals onweersproken gevorderd worden toegewezen.