Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming. [1]
Rechtbank Den Haag
Op 26 januari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als portier werkzaam was in een uitgaansgelegenheid in Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van discriminatie op grond van ras, omdat hij op 28 februari 2016 twee mannen de toegang tot het café had geweigerd. De officier van justitie stelde dat de weigering was gebaseerd op de huidskleur en afkomst van de mannen, terwijl de verdediging aanvoerde dat de toegang was geweigerd om andere, niet-discriminerende redenen. Tijdens de zitting werd het bewijs besproken, waaronder camerabeelden en verklaringen van betrokkenen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van discriminatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk had gediscrimineerd en sprak hem vrij van de tenlastelegging. Tevens werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De kosten die de benadeelde partij had gemaakt, werden op nihil vastgesteld.