ECLI:NL:RBDHA:2018:772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
09/797149-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en belediging door hulptrainer in freerun groep

Op 26 januari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een hulptrainer van een freerun groep, die beschuldigd werd van mishandeling en belediging van minderjarige leerlingen. De verdachte, die als assistent-trainer fungeerde, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 december 2015 tot en met 1 december 2016 meerdere keren geweld te hebben gebruikt tegen de leerlingen, waaronder het stompen en slaan van een van de slachtoffers, [slachtoffer 1]. Daarnaast zou hij samen met een medeverdachte de slachtoffers met een touw hebben vastgebonden en door de gymzaal hebben gesleept. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en belediging, waarbij hij de slachtoffers meermalen beledigde met kwetsende woorden zoals 'homo' en 'mongool'. De rechtbank oordeelde dat de verdachte buiten de grenzen van de sport- en spelsituatie is getreden en zijn verantwoordelijkheid om een veilige trainingsomgeving te creëren heeft miskend. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 40 dagen indien hij deze straf niet naar behoren verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het advies van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797149-17
Datum uitspraak: 26 januari 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Doves en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.Z. Peters, advocaat te Zoetermeer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (meermalen) een persoon (te weten [slachtoffer 1] ) (telkens) tegen de grond gedrukt heeft gehouden (door met zijn, verdachtes, knie tegen de borst van die [slachtoffer 1] te duwen), waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (meermalen) (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) (tekens) te stompen en/of slaan tegen de armen en/of benen en/of buik, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] letsel hebben/heeft bekomen en/of pijn hebben/heeft ondervonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ), met een touw (bij de benen) heeft vastgebonden en/of (vervolgens) aan/met dat touw heeft rondgetrokken/gesleept over de grond, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) één of meer afbeeldingen en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten
- een onthoofding (door IS),
- iemand die in een mond poept,
- een man die ‘bewerkt’ wordt met een schroevendraaier,
- een hakenkruis,
- een vrouwelijk geslachtsorgaan,
- een mannelijk geslachtsorgaan,
- een vrouw die een dildo in de anus krijgt,
- een vrouw die moet overgeven nadat een penis diep in haar keel wordt gestoken,
heeft getoond aan één of meer minderjarige(n), te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of andere jongens van de freerunclub, van wie hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze jonger is/zijn dan zestien jaar, immers heeft hij, verdachte, (telkens) via internet (via WhatsApp) één of meer pornografische en/of schokkende foto's en/of filmpjes getoond en/of die jongens gedwongen te kijken naar (pornografische) filmpje(s);
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal (telkens) één of meer filmpjes en/of afbeeldingen, met daarop/daarin:
- een onthoofding (door IS),
- iemand die in een mond poept,
- een man die ‘bewerkt’ wordt met een schroevendraaier,
- een hakenkruis,
- een vrouwelijk geslachtsorgaan,
- een mannelijk geslachtsorgaan,
- een vrouw die een dildo in de anus krijgt,
- een vrouw die moet overgeven nadat een penis diep in haar keel wordt gestoken,
waarvan hij weet, althans ernstige redenen heeft om te vermoeden, dat
voornoemde filmpje(s) en/of afbeelding(en) aanstotelijk zijn/is voor de
eerbaarheid, aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of andere jongens van de freerunclub, anders dan op hun/diens
verzoek (via WhatsApp) heeft toegezonden;
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of bij geschrift, heeft beledigd door hem/hun (meermalen) de woorden toe te voegen: "homo" en/of "mongool" en/of "kutchinees" en/of "kankerlijer", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich (samen met een ander of anderen) (meermalen) heeft schuldig gemaakt aan mishandeling (feiten 1, 2, en 3) en/of belediging (feit 5) van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , dan wel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tonen aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] van een of meer afbeeldingen waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, terwijl de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat zij jonger is/zijn dan zestien jaar (feit 4 primair), of dat hij aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] anders dan op hun/diens verzoek (een) filmpje(s) en/of afbeelding(en) heeft toegezonden die/dat aanstotelijk zijn/is voor de eerbaarheid (feit 4 subsidiair).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De officier concludeert voorts tot vrijspraak voor het onder feit 4 ten laste gelegde nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte het opzet had op het tonen van de bedoelde filmpjes en foto’s aan de aangevers. Wel is de officier van justitie van mening dat de onder 2, 3, en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota, vrijspraak bepleit van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde mishandelingen heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het contact tussen de verdachte en de leerlingen uitsluitend in het kader van een sport- en spelsituatie heeft plaatsgevonden (in welk geval het handelen, als al bewezen, niet als mishandeling gekwalificeerd kan worden, zodat ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen) en dat er nimmer sprake is geweest van fysiek contact van meer dan geringe kracht en/of met het opzet om pijn of letsel toe te brengen. Ook is er geen sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte na 7 juli 2016 niet meer bij de trainingen aanwezig is geweest, zodat gebeurtenissen die zich nadien hebben voorgedaan hoe dan ook niet aan hem verweten kunnen worden.
Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs waaruit blijkt dat de verdachte de betreffende afbeeldingen/filmpjes heeft verstuurd en waaruit blijkt dat sprake is van pornografische en/of schokkende foto’s en/of filmpjes, of filmpjes en afbeeldingen die schadelijk te achten zijn voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar. De raadsvrouw heeft ook ten aanzien van feit 4 subsidiair betoogd dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken nu niet is komen vast te staan dat de verdachte de betreffende afbeeldingen en/of filmpjes heeft toegezonden, noch dat deze afbeeldingen en/of filmpjes aanstotelijk voor de eerbaarheid zijn.
Tot slot heeft de raadsvrouw met betrekking tot feit 5 betoogd dat belediging een klachtdelict betreft en dat de ingediende klacht zich uitsluitend op de medeverdachte en niet op de verdachte richt, zodat alleen om die reden al vrijspraak dient te volgen. Subsidiair blijkt volgens de raadsvrouw niet dat en wanneer de verweten bewoordingen door verdachte zouden zijn geuit en indien al wel, dan kunnen de bewoordingen niet als belediging worden gekwalificeerd omdat ze niet specifiek tot één persoon zijn gericht, maar ook omdat het opzet op beledigen ontbreekt.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Vrijspraken
Vrijspraak van feit 1
De rechtbank is - met de officier van justitie en de verdediging - van oordeel dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer 1] tegen de grond gedrukt heeft gehouden door met zijn knie tegen de borst van die [slachtoffer 1] te duwen. Evenmin is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een ander gebleken. Derhalve zal de rechtbank de verdachte van feit 1 vrijspreken.
vrijspraak van feit 4 primair en subsidiair
De rechtbank is voorts van oordeel dat, hoewel uit de verklaringen van verschillende personen in het dossier naar voren is gekomen dat er sprake is geweest van het tonen of versturen van “vieze” afbeeldingen en/of filmpjes tijdens de trainingen freerunnen en/of in de groepsapp, onvoldoende is komen vast te staan dat de inhoud van de betreffende afbeeldingen en/of filmpjes schadelijk (primair), danwel aanstotelijk voor de eerbaarheid (subsidiair) is geweest voor de betreffende aangevers. Geen van de beschreven filmpjes is immers in het dossier opgenomen en slechts een enkele afbeelding is aan het dossier toegevoegd. Hoewel de beschrijvingen van de filmpjes en de afbeeldingen waarvan de rechtbank wel kennis heeft kunnen nemen duiden op pornografie, geweld en nazisme, staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer vast dat kennisname daarvan door minderjarigen per definitie schadelijk voor hen is. Ook staat niet zonder meer vast dat dergelijke afbeeldingen en filmpjes aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid. Daarbij geldt dat de aard van de gewelds- en pornografische handelingen mede bepalend is voor die bedoelde kwalificatie. Daarnaast is van een groot deel van de afbeeldingen en filmpjes de inhoud in zijn geheel onbekend gebleven, zodat het karakter daarvan niet te duiden is. Omdat uit het dossier verder is af te leiden dat ook door de aangevers en anderen dan de verdachte beeldmateriaal is verzonden via de groepsapp, is ook niet komen vast te staan welke van de betreffende afbeeldingen en/of filmpjes door de verdachte aan de aangever(s) zijn getoond of verstuurd.
Daarom zal de rechtbank de verdachte van het onder feit 4 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
3.4.2
Het bewijs met betrekking tot de feiten 2, 3 en 5
De rechtbank heeft vastgesteld dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen dat de verdachte in het kader van een stage als trainer of assistent van de hoofdtrainer [medeverdachte 1] aanwezig is geweest bij trainingen freerunnen die door [medeverdachte 1] werden gegeven bij sportclub [naam sportclub] te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop. De groep aan wie de training werd gegeven bestond uit jongens in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Tijdens de trainingen freerunnen had [medeverdachte 1] de leiding en werd hij afwisselend bijgestaan door de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Uit het dossier is gebleken dat in de groep van [medeverdachte 1] een sfeer is ontstaan waarin een aantal jongens, met name de jongere jongens in de groep, zich vaak niet meer op hun gemak en veilig voelden. In de les deden zich situaties voor die ertoe hebben geleid dat op 19 november 2016 door de vader van [slachtoffer 2] een melding is gemaakt bij de politie te Ter Aar dat zijn zoon tijdens die lessen regelmatig zou worden mishandeld. [2] Vervolgens heeft [getuige 1] , de moeder van [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] ), op 12 december 2016 namens haar zoon aangifte van mishandeling gedaan. Zij heeft daarbij verklaard dat haar zoon lid is van sportvereniging [naam sportclub] , gevestigd te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, en daar lessen in freerunning volgt. De training wordt gegeven door een bedrijf dat door [naam sportclub] wordt ingehuurd, te weten [bedrijf] , gevestigd te Zoetermeer. In het begin vond haar zoon de training erg leuk. Eind september 2016 veranderde dat. Haar zoon gaf toen aan dat hij van freerunnen af wilde. [getuige 1] was door de moeder van een medecursist van [slachtoffer 2] , genaamd [slachtoffer 3] , benaderd en zij had aan haar verteld dat de trainers een keer de schoenen van [slachtoffer 2] hadden uitgedaan en hem met een touw aan zijn voeten hebben vastgebonden en hem met dat touw door de gymzaal hebben gesleurd. [getuige 1] heeft [slachtoffer 2] daarmee geconfronteerd. Daarop heeft [slachtoffer 2] aangegeven dat het klopte en heeft hij de WhatsApp berichten van de groepsapp aan haar laten zien. De profielfoto van de groep betrof een hakenkruis en in de berichten las zij dat ‘ [slachtoffer 1] ’ werd uitgescholden voor homo en dat [slachtoffer 2] werd uitgescholden voor kutchinees. [getuige 1] heeft verklaard dat zowel zij als haar zoon zich hierdoor beledigd voelen. [3]
[slachtoffer 2] heeft zelf ook een verklaring afgelegd bij de politie. Daarbij heeft hij verklaard dat hij in de freerun-groep vanaf 12 jaar zit. In zijn groep zitten onder andere [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . [slachtoffer 2] ging vaak met een knoop in zijn maag naar de trainingen toe omdat hij bang was om vernederd en geraakt te worden. Hij heeft verklaard over een incident dat zich heeft voorgedaan in september 2016 waarbij hij door de trainers is vastgepakt en met touw aan zijn enkels is vastgemaakt en door de sportzaal heen is gesleurd. [slachtoffer 2] was erg bang om zijn hoofd te stoten aan de banken die daar staan. Dit is ook gebeurd bij [slachtoffer 1] . [4]
Namens [slachtoffer 2] is door zijn moeder klacht gedaan van onder meer belediging. [5]
De moeder van [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] ) heeft op 16 december 2016 namens hem en in zijn bijzijn, bij de politie aangifte gedaan van, onder meer, mishandeling. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer 3] sinds september 2016 op de sport freerunnen zit bij sportverenging [naam sportclub] te Ter Aar. [slachtoffer 3] heeft haar een WhatsApp bericht laten zien dat hij van [slachtoffer 1] had ontvangen waarin stond dat [slachtoffer 3] geluk had omdat hij niet werd uitgescholden voor homo en hij niet elke keer werd geslagen. Zij schrok hier heel erg van en heeft daarop contact opgenomen met de ouders van de teamgenoten van [slachtoffer 3] , te weten de ouders van [alias slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt : [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 1] . Het WhatsAppbericht was afkomstig uit een groepsapp van de freerungroep aan welke groepsapp [slachtoffer 3] zelf niet was toegevoegd.
[slachtoffer 3] heeft haar voorts verteld dat ze tijdens de warming-up van de training in een zogenaamde ski-houding moesten gaan staan waarbij de spieren aangespannen waren. [medeverdachte 1] sloeg dan tegen de arm en knie en het bovenbeen. Waarom hij dit deed werd niet verteld. [slachtoffer 3] gaf aan dat [medeverdachte 1] bij de jongere jongens in de groep, en vooral bij [slachtoffer 1] , hard sloeg en dat dit slaan pijn deed, dusdanig dat de spieren opzwollen. De pijn hield wel een hele avond of langer aan. Ook vertelde [slachtoffer 3] dat hij zoals alle jongens in de groep zich moest opdrukken en stilhangen. Bij het stilhangen werden hij en de andere kinderen in de groep een voor een in de buik geschopt door [medeverdachte 1] . Dit deed [medeverdachte 1] met kracht en met geschoeide voet. Dit deed pijn in zijn buik. Ook gooide [medeverdachte 1] en een andere trainer tennisballen naar [slachtoffer 3] en de andere jongens, om hem/hun te raken. Niemand durfde er iets van te zeggen. Als je er wat van zei dan pakte [medeverdachte 1] je extra door het nog een keer te doen. [slachtoffer 3] en zijn moeder hebben [medeverdachte 1] op de door de politie aan hen getoonde foto herkend. [6]
Namens [slachtoffer 3] is door zijn moeder klacht gedaan van onder meer belediging. [7]
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 4] ) heeft bij zijn aangifte tegenover de politie verklaard dat hij vanaf de zomer van 2015 bij [naam sportclub] op de sport freerunnen zat. De sport vond hij erg leuk, maar de manier van trainen vond hij heel vervelend en hij is regelmatig hardhandig aangepakt, vernederd en gepest door de trainers. Ook zijn clubgenoten [slachtoffer 3] en [alias slachtoffer 2] zijn vaak de pispaal geweest. Hij werd tijdens de training vaak aangeroepen als homo. Hij voelt zich hierdoor beledigd. Hij heeft zijn ouders nooit ingelicht over wat er gaande was tijdens de trainingen, omdat hij er geen gedoe van wilde hebben. De rare aanpak ging van kwaad tot erger. [medeverdachte 1] was de trainer en hij gaf de training samen met [verdachte] , [medeverdachte 2] en soms kwam [medeverdachte 3] mee. [medeverdachte 1] zei bijvoorbeeld steeds dat degene die het eerst over de drempel vanuit de kleedkamer komt, wordt geslagen. Hij werd dan geslagen op een bepaalde spier in zijn bovenarm en het bovenbeen. Dat voelde heel gemeen en hij voelde dan direct pijn en zijn spier zwol op. De pijn voelde hij soms na 2 of 3 dagen nog. [medeverdachte 1] sloeg hem elke week op deze manier, hard, met zijn vuist. [medeverdachte 1] heeft ook aan de andere trainers gezegd dat zij hem, [slachtoffer 1] , moesten slaan. De trainers [verdachte] en [medeverdachte 3] deden dat dan. In september 2016 heeft [medeverdachte 1] hem bij zijn benen vastgebonden met een touw zodat hij niet meer weg kon. [slachtoffer 1] werd door [verdachte] vastgehouden zodat hij niet meer weg kon en hij kreeg van [medeverdachte 1] en [verdachte] een knietje in zijn maag. De trainers wilden hem op deze manier door de zaal heen slepen. Hij heeft toen om zich heen geslagen omdat hij dat niet wilde. Dit is ook gebeurd bij een andere teamgenoot. Teamgenoten hebben dit gezien, maar durfden er niks van te zeggen. Zo was nu eenmaal de sfeer tijdens het sporten. [8]
Door [slachtoffer 1] is klacht gedaan van onder meer belediging. [9]
De getuige [getuige 2] heeft ook op donderdagavond trainingen freerunnen gevolgd in dezelfde groep met [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt : [slachtoffer 1] ) en [getuige 3] . Ook hij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] werd geslagen. [getuige 2] heeft [verdachte] ook zien slaan. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben [alias slachtoffer 2] een keer vastgepakt en een touw om zijn voeten gedaan en hem aan dat touw meegetrokken. [10]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij in 2014 training had van onder meer [medeverdachte 1] en [verdachte] , en dat zij in december 2016 weg gingen. De getuige heeft gezien dat [slachtoffer 1] tijdens de training freerunnen met een touw door de gymzaal is gesleept. [verdachte] en [medeverdachte 1] deden het touw om zijn voeten en lieten hem vallen en vervolgens trok [medeverdachte 1] aan het touw en zo trok hij [slachtoffer 1] door de gymzaal heen. Dit gebeurde ongeveer in oktober 2016. Vooral de kleine jongens, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] werden opgetild door [medeverdachte 1] of [verdachte] en hard op de mat gegooid en uitgescholden voor Mongool, maar vooral voor homo. [slachtoffer 2] werd meestal door [verdachte] uitgescholden voor kutchinees. [11]
Tot slot heeft ook de getuige [getuige 3] verklaard dat [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] en [verdachte] is beetgepakt en dat beiden op een bepaalde spier in de arm en het been sloegen. Er werd vrijwel niets bij gezegd door de trainers. [slachtoffer 1] zei wel eens dat ze moesten ophouden, maar ze bleven dan achter elkaar slaan op dezelfde plek. Dit gebeurde elke les. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben [slachtoffer 1] ook wel eens op de grond gegooid en zijn benen vastgebonden. [slachtoffer 1] bleef op de grond liggen totdat hij zichzelf weer kon losmaken. Dat hebben ze ook wel eens bij [alias slachtoffer 2] gedaan. [alias slachtoffer 2] hebben ze een keer aan zijn voeten vastgebonden en door de zaal rond gesleept. Niemand heeft ooit iets van deze toestanden gezegd. [getuige 3] denkt dat dit kwam doordat de meesten bang waren om ook gepakt te worden door [medeverdachte 1] en [verdachte] . [slachtoffer 1] heeft in de groepsapp wel eens aangegeven dat hij niet meer zo graag naar freerunnen ging omdat hij zo werd geslagen. [12]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een tijdlang vrijwilliger is geweest voor [bedrijf] en dat hij [medeverdachte 1] heeft geholpen tijdens de trainingen freerunnen op de donderdagen in Ter Aar. [13]
Conclusie van de rechtbank
Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] in elk geval in de periode 1 december 2015 tot en met 1 december 2016 als trainer heeft deelgenomen aan de freerunlessen bij [naam sportclub] in Ter Aar, gemeente Nieuwkoop. Bij een deel van die trainingen was ook [verdachte] aanwezig. Ten aanzien van de door de verdediging gestelde afwezigheid van de verdachte bij de trainingen na 7 juli 2016, overweegt de rechtbank dat uit de verklaringen van aangevers en getuigen volgt dat de verdachte ook nadien wel degelijk aanwezig is geweest en bij gebeurtenissen betrokken is geweest. Zijn met stukken onderbouwde andersluidende standpunt sluit dit naar het oordeel van de rechtbank ook niet uit. Weliswaar spreken deze stukken over trainingen op donderdag in een andere plaats, maar van overlap van tijden en voortdurende aanwezigheid van de verdachte bij die trainingen in die andere plaats blijkt niet.
Blijkens de diverse verklaringen hebben de aan verdachte verweten feiten in deze periode plaatsgehad.
De rechtbank overweegt met betrekking tot feit 2 (mishandeling door te stompenslaan) dat, gelet op de voornoemde verklaringen van [slachtoffer 1] , [getuige 2] , [getuige 4] en [getuige 3] met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat de verdachte en [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] hebben mishandeld door hem te slaan en/of te stompen op spieren in zijn arm en been. Dat veroorzaakte bij [slachtoffer 1] een pijn die door hem is omschreven als ‘iets dat heel gemeen voelde’. Als er werd gevraagd om te stoppen met slaan, bleven de verdachte en de hoofdtrainer doorgaan met slaan op dezelfde plek. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat als gevolg van het slaan/stompen door onder meer de verdachte, de betreffende spier opzwol en hij daar gedurende langere tijd, soms wel twee of drie dagen, pijn van hield. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door samen met medeverdachte [medeverdachte 1] op de spieren in de arm en het been van [slachtoffer 1] te slaan/stompen, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daardoor pijn en/of letsel zou kunnen worden veroorzaakt (hetgeen ook is gebeurd), en hij aldus opzet in voorwaardelijke zin heeft gehad op het slaan/stompen en het daarmee toebrengen van pijn en/of letsel bij de aangever [slachtoffer 1] . Ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs om ook ten aanzien van de verdachte te komen tot een bewezenverklaring van het mishandelen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben weliswaar over dergelijk handelen verklaard, maar noemen daarbij medeverdachte [medeverdachte 1] als de veroorzaker, terwijl uit de verklaringen van de getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] niet blijkt van de betrokkenheid van de verdachte in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Om die reden zal de rechtbank de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Voorts overweegt de rechtbank dat het slaanstompen van [slachtoffer 1] vanwege de kennelijke kracht waarmee dat gebeurde, de daardoor veroorzaakte langdurige pijn en vanwege het feit dat ermee werd doorgegaan ook als aangever vroeg om ermee te stoppen, niet binnen de grenzen van de sportbeoefening viel. Van de sport en spelexceptie is dan ook geen sprake. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw hieromtrent.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 3 in de eerste plaats dat [slachtoffer 2] weliswaar heeft verklaard dat het vastbinden en het aan een touw rondtrekken door de zaal door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is gepleegd, maar dat uit de overige hier bovenstaande verklaringen over dit feit blijkt dat [medeverdachte 1] dit feit niet samen met [medeverdachte 2] , maar samen met [verdachte] heeft gepleegd. Ook volgt genoegzaam uit de hierboven opgenomen verklaringen dat [medeverdachte 1] en verdachte hetzelfde hebben gedaan met [slachtoffer 1] . Hoewel beide jongens niet expliciet hebben verklaard dat dit handelen van verdachte en zijn medeverdachte pijn of letsel bij hen heeft veroorzaakt, gaat de rechtbank er van uit dat er tenminste sprake is geweest van pijn bij beide jongens. Daartoe overweegt de rechtbank dat het onvrijwillige karakter van het vastgemaakt en rondgetrokken worden, in combinatie met de door beide jongens beschreven angst die zij daarbij voelden om ergens tegenaan te komen of dat het niet goed zou gaan, voldoende aannemelijk maken dat dergelijk handelen naar algemene ervaringsregels tot tenminste pijn bij de beide jongens moet hebben geleid. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 5 oordeelt de rechtbank dat uit de in het dossier gevoegde weergave van de app berichten die in de app groep van de freerun werden verzonden niet volgt dat daarin door de verdachte is gescholden met ‘kanker’, ‘mongool’ of ‘kutchinees’. Wel wordt in die app veelvuldig het woord ‘homo’ gebruikt. De rechtbank constateert echter dat dat door vele deelnemers aan de app groep gebeurt, op vele momenten en ogenschijnlijk lang niet altijd in reactie op een specifiek bericht of een specifieke opmerking. Daarmee krijgt het gebruiken van deze term veeleer de functie van een stopwoord of een algemene uiting. Die constatering, in combinatie met het gegeven dat de app groep een eigen dynamiek lijkt te hebben, waarin alle deelnemers, onder wie ook deelnemende aangevers, zich verbaal stevig uiten, maakt dat de rechtbank onvoldoende er van overtuigd is dat het gebruiken van het woord ‘homo’ een beledigend karakter had binnen de context van die app groep. Uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank evenmin dat tijdens de lessen door verdachte het woord kanker’ of daarop gelijkende termen, is gebruikt. Wel volgt uit die bewijsmiddelen dat door de verdachte tijdens de lessen de woorden ‘kutchinees’, ‘mongool’ en ‘homo’ werden gebruikt in de richting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] . Deze jongens hebben daar ook over verklaard en aangegeven zich daardoor beledigd te voelen. Hieruit, en uit de verdere gebruikte bewijsmiddelen, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de geuite bewoordingen gericht waren tegen specifieke personen en daarmee dus voldoende geïndividualiseerd zijn, zodat, mede gelet ook op de gebruikte bewoordingen, het opzet op het beledigen vaststaat.
De rechtbank overweegt voorts dat weliswaar niet door alle aangevers een klacht is gedaan tegen specifiek de verdachte met betrekking tot belediging, doch dat de aangevers in de verklaringen tegenover de politie wel hebben verklaard dat zij (ook) zijn beledigd door de verdachte. In alle drie de klachten wordt wel uitdrukkelijk verzocht om tot vervolging van de dader(s) over te gaan, waarbij in alle gevallen ook wordt verwezen naar de aangifte die is gedaan. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de aangevers de bedoeling hebben gehad om met betrekking tot de belediging ook een klacht in te dienen tegen de verdachte. Dat niet in alle klachten niet specifiek ook verdachte bij naam is genoemd staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan een veroordeling van de verdachte voor dit feit. De rechtbank acht dan ook de belediging zoals onder feit 5 ten laste gelegd bewezen, in die zin dat de verdachte heeft beledigd met de woorden ‘mongool’ ‘homo’ en ‘kutchinees’.
Concluderend is de rechtbank op grond van de vorenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte (samen met een ander) (meermalen) [slachtoffer 1] heeft mishandeld en [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft beledigd, op de wijze zoals hierna in de bewezenverklaring van de feiten 2, 3 en 5 is vermeld.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
2.
hij in de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk meermalen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , te
lkens
heeft gestompt en/of geslagentegen de armen en benen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden;
3.
hij in de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk personen te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , met een touw bij de benen heeft vastgebonden en vervolgens aan/met dat touw heeft rondgetrokken/gesleept over de grond, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] pijn
hebbenondervonden;
5.
hij in de periode van 01 december 2015 tot en met 01 december 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , in hun tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hun meermalen de woorden toe te voegen: "homo" en "mongool" en/of “kutchinees”.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 2, 3 en 5 zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder ook zijn leeftijd en hetgeen over hem is geschreven in het rapport van de reclassering. Verder heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het advies van de reclassering. Zij heeft een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, dan wel oplegging van een geheel voorwaardelijke werkstraf bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte was als stagiair of assistent van de hoofdtrainer in de sport freerunnen aanwezig bij sportclub in Ter Aar en hielp daarbij tijdens de trainingen van een groep jongens in de leeftijd van 12 tot en met 18 jaar. De leerlingen en hun ouders mogen ervan uitgaan dat deze trainingen op verantwoorde wijze worden gegeven. Dat is echter niet gebeurd. Tijdens de trainingen ging het er hard aan toe en werd het gebruik van geweld niet geschuwd. Een van de aangevers is tijdens de trainingen door zowel de verdachte als de hoofdtrainer gestompt en/of geslagen en de aangevers zijn door de verdachte uitgescholden. Ook heeft de verdachte samen met de hoofdtrainer twee van de aangevers vastgebonden aan een touw en hun daarmee door de sportzaal gesleept. Door deze handelingen te verrichten heeft de verdachte zich (samen met een ander) (meermalen) schuldig gemaakt aan mishandeling en belediging, en aldus heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en misbruik gemaakt van de machtspositie die hij als hulptrainer / assistent had in een groep van jongeren onder wie jongens in de leeftijd van 13-15 jaar. Uit het dossier is af te leiden dat het initiatief en het hoofdaandeel in de bewezen gedragingen bij medeverdachte [medeverdachte 1] lag, maar ook de verdachte heeft zich niet onbetuigd gelaten. In de strafmaat zal de rechtbank daar echter rekening mee houden.
Weliswaar geldt daarnaast dat in sport- en spelsituaties fysieke confrontaties kunnen plaatsvinden met mogelijk letsel tot gevolg. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verdachte buiten de grenzen van de sport- en spelsituatie is getreden en het juist (mede) zijn verantwoordelijkheid om een – ook in sociaal opzicht  veilige situatie voor de trainingen te scheppen heeft miskend. Uit de verklaringen van de slachtoffers en/of getuigen komt naar voren dat er angst bestond voor (represailles van) de verdachte en/of de hoofdtrainer en dat zij daarom bang waren om met hun ouders of met elkaar over de sfeer tijdens de training en hetgeen zich daar voordeed, te praten.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 7 december 2017, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een omtrent de verdachte opgemaakt rapport door Reclassering Nederland, d.d. 4 september 2017. De rapporteur heeft geadviseerd om bij bewezenverklaring het volwassenenstrafrecht toe te passen en aan de verdachte een (deels voorwaardelijke) werkstraf op te leggen De reclassering ziet geen aanknopingspunten voor een verplicht reclasseringscontact.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormt.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 4 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
belediging, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de duur van
80 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.N.L. Donker, voorzitter,
mr. D.A.C. Koster, rechter,
mr. M.H. Erich, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Imami-Kalloemisier, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL PL1500- 2017132912
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 6.
3.Proces-verbaal van aangifte namens [slachtoffer 2] , met bijlagen, blz. 23 t/m 32.
4.Proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer 2] , blz. 33 t/m 38.
5.Proces-verbaal van ontvangst van klacht namens [slachtoffer 2] , blz. 40.
6.Proces-verbaal van aangifte namens [slachtoffer 3] , met bijlage, blz. 16 t/m 20.
7.Proces-verbaal van ontvangst van klacht namens [slachtoffer 3] , blz. 21.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , blz. 69 t/m 74.
9.Proces-verbaal van ontvangst van klacht van [slachtoffer 1] , blz. 75.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , blz. 48 t/m 53.
11.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , blz. 55 t/m 59.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , met bijlage, blz. 109 t/m 113.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, met bijlage, blz. 137 t/m 144.