4.4.2Het bewijs met betrekking tot de feiten 1, 2, 3, 4 en 6
De rechtbank stelt vast dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen dat er vanaf het moment dat de verdachte de leiding tijdens de trainingen freerunnen bij sportclub [bedrijf] te [plaats] heeft overgenomen, een verandering is ontstaan in de manier waarop de lessen werden ingekleed. Als gevolg daarvan is de sfeer tijdens de trainingen zodanig veranderd dat een aantal jongens, met name de jongere jongens in de groep van 13 tot 18 jaar, zich vaak niet meer op hun gemak en veilig voelden in de lessen die door de verdachte werden gegeven. In de les deden zich situaties voor die ertoe hebben geleid dat op 19 november 2016 door de vader van [slachtoffer] een melding is gemaakt bij de politie te [plaats] dat zijn zoon bij sportclub [bedrijf] op de donderdagavond freerunning lessen krijgt van [verdachte] , en dat hij tijdens die lessen regelmatig wordt mishandeld.
[betrokkene] , de moeder van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), heeft vervolgens op 12 december 2016 namens haar zoon aangifte van mishandeling gedaan. Zij heeft daarbij verklaard dat haar zoon lid is van sportvereniging [bedrijf] , gevestigd te [plaats] , [plaats] . In het begin vond haar zoon de trainingen erg leuk. Eind september 2016 veranderde dat. Haar zoon gaf toen aan dat hij van freerunnen af wilde.
Op 16 november 2016 werd [betrokkene] telefonisch benaderd door [betrokkene] , de moeder van een medecursist van [slachtoffer] , genaamd [slachtoffer] . [betrokkene] vertelde haar dat [slachtoffer] haar had verteld dat hij zo hard was geslagen door [verdachte] dat hij daardoor pijn had aan zijn schouder, en dat er kennelijk een WhatsApp groep was aangemaakt waar [slachtoffer] niet in mocht en waarin [slachtoffer] wel zou zitten. [betrokkene] vertelde voorts dat haar zoon aan haar heeft verteld dat de trainers een keer de schoenen van [slachtoffer] hadden uitgedaan en hem met een touw aan zijn voeten hebben vastgebonden en hem met dat touw door de gymzaal hebben gesleurd. [betrokkene] heeft hierop [slachtoffer] geconfronteerd met hetgeen zij had gehoord van [betrokkene] . Daarop heeft [slachtoffer] aan zijn moeder verteld dat hetgeen [betrokkene] haar heeft verteld met betrekking tot de trainingen van freerunnen, klopte. [slachtoffer] heeft de WhatsApp berichten van de groepsapp aan haar laten zien. De profielfoto van de groep betrof een hakenkruis en in de berichten las zij dat ‘ [slachtoffer] ’ werd uitgescholden voor homo en dat [slachtoffer] werd uitgescholden voor kutchinees. [betrokkene] heeft verklaard dat zowel zij als haar zoon zich hierdoor beledigd voelen. [slachtoffer] heeft haar voorts verteld dat hij, [slachtoffer] en [slachtoffer] vaak het mikpunt zijn geweest en dat hij regelmatig is geslagen door [verdachte] en één van de (andere) trainers, dat hij tijdens de lessen is uitgescholden voor homo, dat hij met een touw om de voeten door de zaal is gesleurd en met een taser een stroomstoot heeft gekregen van [verdachte] .
[slachtoffer] heeft zelf ook een verklaring afgelegd bij de politie. Daarbij heeft hij verklaard dat hij in de freerungroep vanaf 12 jaar zit. In zijn groep zitten onder andere [slachtoffer] en [slachtoffer] . De trainingen werden eerst door [betrokkene] en [verdachte] gegeven. Deze trainingen waren prettig. Vanaf het moment dat [betrokkene] is weggegaan is de sfeer veranderd. In de les werd er door de trainers, met name door [verdachte] , gericht en hard naar het hoofd gegooid met ballen en tennisrackets. [verdachte] gaf de trainingen op een harde manier. Hij, [slachtoffer] en ene [slachtoffer] , waarvan hij de achternaam niet weet, werden vaak uitgekozen om getreiterd te worden en [verdachte] schold hen vaak uit voor homo. [slachtoffer] ging vaak met een knoop in zijn maag naar de trainingen toe omdat hij bang was om vernederd en geraakt te worden. [slachtoffer] heeft over twee specifieke incidenten een verklaring afgelegd. Het eerste incident heeft zich afgespeeld in mei 2016, voor de zomervakantie. Hij stond middenin de zaal toen hij opeens een stroomstoot tegen zijn rechterhand voelde. Hij voelde daardoor direct een felle pijn. Hij zag [verdachte] vlak bij hem staan met in zijn hand een zaklamp die op een taser leek. [slachtoffer] was hier heel erg van geschrokken. Hij zag dat [verdachte] terugliep naar de andere ‘trainers’ [betrokkene] en [betrokkene] en dat zij erom moesten lachen. [slachtoffer] heeft nog de hele avond pijn gehad en als gevolg van die stroomstoot zat er een rode plek op zijn rechterpols. Het tweede incident heeft zich voorgedaan in september 2016. [verdachte] en [betrokkene] gaven de training. [verdachte] pakte een touw en [betrokkene] liep naar hem toe. [slachtoffer] voelde dat hij door [betrokkene] van achteren bij zijn schouders werd vastgepakt. Hij werd bang en zag dat [verdachte] met het touw naar hem toe kwam lopen en dat touw om zijn enkels vastmaakte. Hij probeerde los te komen en heeft in paniek geroepen dat hij los wilde en dit niet wilde. [verdachte] moest lachen en trok hem aan het touw door de sportzaal heen. [slachtoffer] was erg bang om zijn hoofd te stoten aan de banken die daar staan. [verdachte] heeft hetzelfde gedaan bij [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat hij, [slachtoffer] en [slachtoffer] door [verdachte] regelmatig met opzet hard zijn geslagen. [verdachte] sloeg met zijn vuist op zijn bovenarm en bovenbeen, waardoor hij pijn voelde en waaraan hij blauwe plekken overhield. Hij was heel bang voor [verdachte] . [slachtoffer] heeft op de door de politie aan hem getoonde foto, de daarop links staande persoon herkend als zijnde de persoon die hem heeft mishandeld tijdens de trainingen van freerunnen, en verklaard dat dit [verdachte] is.Namens [slachtoffer] is door zijn moeder klacht gedaan van onder meer belediging.
De moeder van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) heeft vervolgens op 16 december 2016 namens hem en in zijn bijzijn, bij de politie aangifte gedaan van, onder meer, mishandeling. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] sinds september 2016 op de sport freerunnen zit bij [bedrijf] te [plaats] . [slachtoffer] heeft haar een WhatsApp bericht laten zien die hij van [slachtoffer] had ontvangen waarin stond dat [slachtoffer] geluk had omdat hij niet werd uitgescholden voor homo en hij niet elke keer werd geslagen. Zij schrok hier heel erg van en heeft daarop contact opgenomen met de ouders van de teamgenoten van [slachtoffer] , te weten de ouders van [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt : [slachtoffer] ) en [slachtoffer] . Het WhatsAppbericht was afkomstig uit een groepsapp van de freerungroep aan welke groepsapp [slachtoffer] zelf niet was toegevoegd.
[slachtoffer] heeft haar voorts verteld dat ze tijdens de warming-up van de training in een zogenaamde ski-houding moesten gaan staan waarbij de spieren aangespannen waren. [verdachte] sloeg dan tegen de arm en knie en het bovenbeen. Waarom hij dit deed werd niet verteld. [slachtoffer] gaf aan dat [verdachte] bij de jongere jongens in de groep, en vooral bij [slachtoffer] , hard sloeg en dat dit slaan pijn deed, dusdanig dat de spieren opzwollen. De pijn hield wel een hele avond of langer aan. Ook vertelde [slachtoffer] dat hij zoals alle jongens in de groep zich moest opdrukken en stilhangen. Bij het stilhangen werden hij en de andere kinderen in de groep een voor een in de buik geschopt door [verdachte] . Dit deed [verdachte] met kracht en met geschoeide voet. Dit deed pijn in zijn buik. Ook gooide [verdachte] en een andere trainer tennisballen naar [slachtoffer] en de andere jongens, om hem/hun te raken. Niemand durfde er iets van te zeggen. Als je er wat van zei dan pakte [verdachte] je extra door het nog een keer te doen. [slachtoffer] en zijn moeder hebben [verdachte] op de door de politie aan hen getoonde foto herkend.Namens [slachtoffer] is door zijn moeder klacht gedaan van onder meer belediging.
[slachtoffer] (geboren op 4 december 2001) heeft bij zijn aangifte tegenover de politie verklaard dat hij vanaf de zomer van 2015 bij [bedrijf] op de sport freerunnen zat. De sport vond hij erg leuk, maar de manier van trainen vond hij heel vervelend en hij is regelmatig hardhandig aangepakt, vernederd en gepest door de trainers, met name door [verdachte] . Ook zijn clubgenoten [slachtoffer] en [slachtoffer] zijn vaak de pispaal geweest. Hij werd tijdens de training vaak aangeroepen als homo. Hij voelt zich hierdoor beledigd. Bijna elke training noemde [verdachte] hem homo. [slachtoffer] heeft zijn ouders nooit ingelicht over wat er gaande was tijdens de trainingen, omdat hij er geen gedoe van wilde hebben. De rare aanpak ging van kwaad tot erger. [verdachte] zei bijvoorbeeld steeds dat degene die het eerst over de drempel vanuit de kleedkamer komt, wordt geslagen. Hij werd dan geslagen op een bepaalde spier in zijn bovenarm en bovenbeen. Dat voelde heel gemeen en hij voelde dan direct pijn en zijn spier zwol op. [verdachte] zei dat dit normaal was. De pijn voelde hij soms na 2 of 3 dagen nog. [verdachte] sloeg hem elke week op deze manier, hard, met zijn vuist. Ook gaf [verdachte] hem knietjes in zijn borst en ging dan met zijn bovenbeen op de borst liggen zodat hij niet weg kon. Dit gebeurde met grote regelmaat. Hij voelde dan pijn en hij kon niet wegkomen omdat [verdachte] hem zo stevig neerhield. [verdachte] heeft ook aan de andere trainers gezegd dat zij hem, [slachtoffer] , moesten slaan. De trainers [betrokkene] en [betrokkene] deden dat dan. [verdachte] gooide met regelmaat ballen, dikke touwen met knopen erin of tennisrackets met kracht naar hem toe om hem hard te raken. In september 2016 heeft [verdachte] hem bij zijn benen vastgebonden met een touw zodat hij niet meer weg kon. [slachtoffer] werd door [betrokkene] vastgehouden en hij kreeg van [verdachte] en [betrokkene] een knietje in zijn maag. [verdachte] schold hem steeds uit voor homo en mongool. De trainers wilden hem op deze manier door de zaal heen slepen. Hij heeft toen om zich heen geslagen omdat hij dat niet wilde. Dit is ook gebeurd bij een andere teamgenoot. Andere teamgenoten hebben dit gezien, maar durfden er niks van te zeggen. Zo was nu eenmaal de sfeer tijdens het sporten. [verdachte] had een machtspositie en niemand van de teamgenoten durfde tegen hem in te gaan. Ongeveer in april 2016 heeft [slachtoffer] gezien dat [verdachte] een zelfgemaakte taser bij zich had. [verdachte] is elektricien en hij wist hoe hij een taser kon maken. [verdachte] wilde [slachtoffer] hiermee taseren, maar hij kon wegkomen. Zijn clubgenoot [slachtoffer] is wel met de taser bewerkt.Door [slachtoffer] is klacht gedaan van onder meer belediging.
Getuige [getuige] trainde eveneens in de groep waarbij [verdachte] de trainer was. [getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] klein is en mogelijk daardoor de pispaal was. Hij heeft gezien dat [slachtoffer] en de (andere) kleinere jongens door [verdachte] werden geslagen/gestompt op hun arm of been en dat ze werden uitgemaakt voor homo. Ook gebeurde het dat [verdachte] achter [slachtoffer] aan holde en op hem ging zitten en hem op zijn arm stompte. Dit gebeurde regelmatig. Het was eigenlijk een soort militair achtige sfeer. Het testen van de spieren in de buik gebeurde door in de buik te stompen. Dit was voor de kleinere jongens niet echt fijn. [getuige] heeft van [slachtoffer] wel eens gehoord dat hij niet meer naar de trainingen wilde komen omdat hij bang was geslagen te worden. [getuige] heeft op de hem getoonde foto, de jongen links op de foto met de pet op herkend als zijnde [verdachte] .
Ook getuige [getuige] heeft op donderdagavond freerun-trainingen gevolgd in dezelfde groep met [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt : [slachtoffer] ) en [getuige] . Ook hij heeft verklaard dat na het vertrek van [betrokkene] , de lessen veranderden en dat er eigenlijk weinig les werd gegeven. Meestal had [verdachte] de leiding. [getuige] heeft een keer gezien dat [verdachte] [slachtoffer] vastgreep en hem een paar keer met zijn vuist op zijn romp sloeg. [slachtoffer] vond dat niet leuk en durfde ook niet meer naar freerunnen, omdat hij bang was dat het weer zou gebeuren. Dit was een half jaar nadat zij met freerunnen waren begonnen. Als [slachtoffer] werd geslagen dan riep hij dat ze moesten kappen en dat hij het niet meer leuk vond. Meestal was het [verdachte] die sloeg, maar [getuige] heeft [betrokkene] ook zien slaan. [getuige] heeft een keer gezien dat [verdachte] iets in zijn handen had dat leek op een schokpen. [verdachte] probeerde daarmee mensen te prikken. Ze hadden het op [slachtoffer] gemunt. Ze hebben hem op de grond gewerkt en [verdachte] deed zijn knie op de borst van [slachtoffer] . [slachtoffer] werd ook wel eens gepakt door [verdachte] . Hij werd opgepakt en op een dikke mat gegooid. [verdachte] heeft [slachtoffer] vier of vijf keer geslagen. [verdachte] en [betrokkene] hebben [slachtoffer] een keer vastgepakt en een touw om zijn voeten gedaan en hem aan dat touw meegetrokken. [betrokkene] en [verdachte] gooiden tijdens de lessen ook gericht met ballen.
[getuige] heeft verklaard dat hij in 2014 training had van onder meer [verdachte] en [medeverdachte] , en dat zij in december 2016 weggingen. [getuige] heeft verklaard dat [verdachte] vaak de leiding had tijdens de freerun trainingen. Hij heeft gezien dat [slachtoffer] met een touw door de gymzaal is gesleept. [betrokkene] en [verdachte] deden het touw om zijn voeten en lieten hem vallen en vervolgens trok [verdachte] aan het touw en zo trok hij [slachtoffer] door de gymzaal heen. Dit gebeurde ongeveer in oktober 2016. Vooral de kleine jongens, [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] werden opgetild door [verdachte] of [betrokkene] en hard op de mat gegooid en uitgescholden voor Mongool, maar vooral voor homo. [slachtoffer] werd meestal door [betrokkene] uitgescholden voor kutchinees.
Tot slot heeft ook de getuige [getuige] verklaard dat [verdachte] sommige clubgenoten sloeg, dit was vooral [slachtoffer] , maar ook [slachtoffer] en [slachtoffer] . [slachtoffer] werd door [verdachte] en [betrokkene] beetgepakt en beiden sloegen op een bepaalde spier in de arm en het been. Er werd vrijwel niets bij gezegd door de trainers. [slachtoffer] zei wel eens dat ze moesten ophouden, maar ze bleven dan achter elkaar slaan op dezelfde plek. Dit gebeurde elke les. [verdachte] en [betrokkene] hebben [slachtoffer] ook wel eens op de grond gegooid en zijn benen vastgebonden. [slachtoffer] bleef op de grond liggen totdat hij zichzelf weer kon losmaken. Dat hebben ze ook wel eens bij [slachtoffer] gedaan. [slachtoffer] hebben ze een keer aan zijn voeten vastgebonden en door de zaal rond gesleept. [verdachte] had ook een soort taser gemaakt. Hij hield de taser tegen de arm van [slachtoffer] waarbij [slachtoffer] schokjes kreeg. Als [slachtoffer] wegrende werd hij weer door [verdachte] gepakt en kreeg hij weer schokjes toegediend. Niemand heeft ooit iets van deze toestanden gezegd. [getuige] denkt dat dit kwam doordat de meesten bang waren om ook gepakt te worden door [verdachte] en [betrokkene] . [slachtoffer] heeft in de groepsapp wel eens aangegeven dat hij niet meer zo graag naar freerunnen ging omdat hij zo werd geslagen. [getuige] heeft op een hem getoonde foto, de linker jongen herkend als zijnde [verdachte] .
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij vanaf 2012 is begonnen met het assisteren tijdens trainingen freerunnen en dat hij vanaf 2013-2014 alleen les heeft gegeven. Op donderdags gaf hij trainingen freerunnen in [plaats] aan een groep bestaande uit jongens in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Daar stond hij met [betrokkene] voor de groep. Hij had samen met [betrokkene] de leiding over de trainingen. De verdachte heeft ontkend de tegen hem gerichte beschuldigingen in de aangiftes te hebben gepleegd, en heeft verklaard dat er in de les onderling weliswaar het woord homo is gebruikt, maar dat dit niet werd gedaan met het doel om iemand te beledigen. Over het slaan tegen arm, been en buik, heeft de verdachte verklaard dat dit uitsluitend is gebeurd in het kader van het testen van de spierspanning. De verdachte vindt zichzelf niet schuldig aan mishandeling, omdat het volgens hem binnen de grenzen van stoeien is gebleven. Wel vindt hij dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belediging.
Conclusie van de rechtbank
Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in elk geval in de periode 1 december 2015 tot en met 1 december 2016 als trainer heeft deelgenomen aan de freerunlessen bij [bedrijf] in [plaats] , [plaats] . Bij een deel van die trainingen was ook [medeverdachte] aanwezig. Blijkens de diverse verklaringen hebben de aan de verdachte verweten feiten in deze periode plaatsgehad.
Met betrekking tot feit 1 overweegt de rechtbank dat uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat meerdere personen hebben verklaard dat de verdachte de hand van [slachtoffer] heeft bewerkt met een op een taser gelijkend voorwerp. Dat heeft tot pijn bij [slachtoffer] geleid, zo heeft hij verklaard. Gelet hierop komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ook ten aanzien van feit 2 volgt uit de opgesomde bewijsmiddelen dat meerdere personen hebben gezien dat [slachtoffer] door de verdachte tegen de grond is gedrukt en gedrukt gehouden, door middel van het plaatsen van een knie tegen de borst. [slachtoffer] heeft verklaard dat hem dat pijn deed. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde. Omdat onvoldoende uit de bewijsmiddelen volgt of en, zo ja, welke rol medeverdachte [medeverdachte] hierbij zou hebben gehad, zal de verdachte van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot feit 3 (mishandeling door te stompenslaan) dat de verdachte heeft verklaard dat hij de deelnemers aan de trainingen freerunnen weliswaar heeft gestompt/geslagen, maar dat hij dit deed om bij hen te testen of de spierspanning goed was. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de voornoemde verklaringen, het slaan op de spieren bij de aangevers niet meer binnen de grenzen van de sportbeoefening viel. Het slaan veroorzaakte bij de jongens een pijn, die door [slachtoffer] is omschreven als ‘iets dat heel gemeen voelde’. Als er werd gevraagd om te stoppen met slaan, bleven de verdachte en zijn mededader doorgaan met slaan op dezelfde plek, aldus ook [slachtoffer] . Als gevolg van het slaan/stompen door de verdachte zwol de betreffende spier op en hadden de aangevers gedurende langere tijd, soms wel twee of drie dagen, pijn. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij er blauwe plekken aan overhield. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door bij de aangevers op de spieren in de arm, het been en/of de buik te slaan/stompen, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daardoor pijn en/of letsel zou kunnen worden veroorzaakt (hetgeen ook is gebeurd), en hij aldus opzet in voorwaardelijke zin heeft gehad op het slaan/stompen en het daarmee toebrengen van pijn en/of letsel bij de aangevers. Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank dat de drie aangevers allen [verdachte] aanwijzen als degene die hen mishandelde, en dat daarnaast alleen [slachtoffer] heeft verklaard dat dit bij hem gebeurde door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Ten aanzien van [slachtoffer] en [slachtoffer] is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs om te komen tot een bewezenverklaring van het medeplegen van mishandeling. [slachtoffer] en [slachtoffer] noemen immers alleen de verdachte als mishandelaar, terwijl uit de verklaringen van de getuigen [getuige] , [getuige] en [getuige] niet blijkt van betrokkenheid van een ander, meer concreet van medeverdachte [medeverdachte] , in de richting van [slachtoffer] en [slachtoffer] . Om die reden zal de rechtbank de verdachte voor wat betreft de aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer] vrijspreken van het medeplegen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 4 in de eerste plaats dat [slachtoffer] weliswaar heeft verklaard dat het vastbinden en het aan een touw rondtrekken door de zaal door de verdachte en [betrokkene] is gepleegd, maar dat uit de overige hier bovenstaande verklaringen over dit feit blijkt dat de verdachte dit feit niet samen met [betrokkene] , maar samen met [medeverdachte] heeft gepleegd. Ook volgt genoegzaam uit de hierboven opgenomen verklaringen dat de verdachte en [medeverdachte] hetzelfde hebben gedaan met [slachtoffer] . Hoewel beide jongens niet expliciet hebben verklaard dat dit handelen van de verdachte en zijn medeverdachte pijn of letsel bij hen heeft veroorzaakt, gaat de rechtbank er van uit dat er tenminste sprake is geweest van pijn bij beide jongens. Daartoe overweegt de rechtbank dat het onvrijwillige karakter van het vastgemaakt en rondgetrokken worden, in combinatie met de door beide jongens beschreven angst die zij daarbij voelden om ergens tegenaan te komen of dat het niet goed zou gaan, voldoende aannemelijk maken dat dergelijk handelen naar algemene ervaringsregels tot tenminste pijn bij de beide jongens moet hebben geleid. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 4 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 6 oordeelt de rechtbank dat uit de in het dossier gevoegde weergave van de app berichten die in de app groep van de freerun werden verzonden niet volgt dat daarin door de verdachte is gescholden met ‘kanker’, ‘mongool’ of ‘kutchinees’. Wel wordt in die app veelvuldig het woord ‘homo’ gebruikt. De rechtbank constateert echter dat dat door vele deelnemers aan de app groep gebeurt, op vele momenten en ogenschijnlijk lang niet altijd in reactie op een specifiek bericht of een specifieke opmerking. Daarmee krijgt het gebruiken van deze term veeleer de functie van een stopwoord of een algemene uiting. Die constatering, in combinatie met het gegeven dat de app groep een eigen dynamiek lijkt te hebben, waarin alle deelnemers, onder wie ook deelnemende aangevers, zich verbaal stevig uiten, maakt dat de rechtbank onvoldoende er van overtuigd is dat het gebruiken van het woord ‘homo’ een beledigend karakter had binnen de context van die app groep. Uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank evenmin dat tijdens de lessen door de verdachte het woord ‘kutchinees’ en het woord ‘kanker’ of daarop gelijkende termen, is gebruikt. Wel volgt uit die bewijsmiddelen dat door de verdachte tijdens de lessen de woorden ‘mongool’ en ‘homo’ werden gebruikt in de richting van [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] . Deze jongens hebben daar ook over verklaard en aangegeven zich daardoor beledigd te voelen. Van dit alles is ook door of namens de drie jongens klacht gedaan. De rechtbank acht dan ook de belediging zoals onder feit 6 ten laste gelegd bewezen, in die zin dat de verdachte heeft beledigd met de woorden ‘mongool’ en homo’.
Concluderend is de rechtbank op grond van de vorenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte (samen met een ander) (meermalen) [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] heeft mishandeld en beledigd, op de wijze zoals hierna in de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3, 4 en 6 is vermeld.