ECLI:NL:RBDHA:2018:7707

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
C/09/547488 / FA RK 18-859
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige kinderen en inschrijving op scholen

In deze zaak heeft de moeder de rechtbank verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor haar verhuizing met de kinderen van Wateringen naar Made. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is en dat de belangen van de vader en de kinderen zwaarder wegen dan die van de moeder. De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat de kinderen op zaterdag voetballen en dat de verhuizing zou leiden tot een te zware belasting door het heen en weer reizen tijdens het omgangsweekend. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en ook het verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving op scholen in Brabant afgewezen. De ouders hadden ter zitting afgesproken om de kinderen voorlopig in te schrijven op scholen in zowel Wateringen als Brabant. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de aard van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 18-859
Zaaknummer: C/09/547488
Datum beschikking: 3 april 2018

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 2 februari 2018 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.T. Wernsen te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de vader,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. D.H.J. Krouwel te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 26 februari 2018, met bijlage, van de zijde van de moeder.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 27 februari 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door mr. A.E. Barendsen, kantoorgenoot van
mr. Wernsen, alsmede de vader en zijn advocaat.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
- haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [woonplaats nwe partner moeder] te verhuizen;
- haar toestemming te verlenen om [minderjarige 1] uit te schrijven bij het [huidige school mj 1.] en in te schrijven voor de [keuze Havo mj. 1] dan wel voor een MBO opleiding naar keuze bij het [keuze MBO mj. 1] ;
- haar toestemming te verlenen om [minderjarige 2] uit te schrijven bij de [huisige school mj. 2] en in te schrijven bij het [keuze middelbare school mj. 2] [woonplaats nwe partner moeder] ;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht, indien de verzoeken van de moeder worden toegewezen, de zorgregeling aan te passen en te bepalen dat de dagen dat de kinderen minder bij de vader zijn, zullen worden gecompenseerd in de weekenden, en/of doordat de kinderen de hele kerstvakantie bij de vader zijn, waarbij de afspraak gehandhaafd blijft dat de kinderen steeds elke zomer drie weken aaneengesloten bij de vader zullen verblijven, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [huwelijksdatum] tot [echtscheidingsdatum] .
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- Bij beschikking van 17 oktober 2012 van deze rechtbank is bepaald dat de kinderen bij de vader zullen zijn met een cyclus van vier weken en wel als volgt:
- het eerste weekend van vrijdag 19.30 uur tot dinsdagochtend naar school;
- het derde weekend van vrijdag 19.30 uur tot dinsdagochtend naar school;
- het vierde weekend op zondag vanaf 11.00 uur tot maandagochtend naar school;
alsmede de helft van de vakanties en de feestdagen.

Beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing
Het gezamenlijk gezag brengt met zich dat over belangrijke beslissingen, zoals over het voorliggende voornemen van de moeder tot verhuizing naar [woonplaats nwe partner moeder] , tussen de gezaghebbende ouders overeenstemming moet bestaan, althans dat de niet-verhuizende gezaghebbende ouder de verhuizing moet accepteren of gedogen. Het uitblijven van overeenstemming levert een geschil op zoals bedoeld in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
De rechtbank heeft ter terechtzitting een vergelijk tussen partijen beproefd, hetgeen niet tot overeenstemming heeft geleid.
In de onderbouwing van haar verzoek verwijst de moeder naar de jurisprudentie in verhuizingszaken. De volgende elementen zijn volgens haar in die jurisprudentie uitgekristalliseerd:
- het recht en belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van het kind, zijn mening en de mate waarin het geworteld is in zijn/haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
- de extra kosten van het contact na de verhuizing.
De moeder heeft in haar verzoekschrift bovengenoemde elementen puntsgewijs besproken. Kort samengevat onderbouwt de moeder haar verzoek als volgt.
De moeder wil graag verder met haar leven en heeft sinds ruim een jaar een affectieve relatie met een nieuwe partner. Zij kennen elkaar al achttien jaar als vroegere collega’s. Zij willen graag gaan samenwonen, ook ingegeven door hun wens om samen een gezin te stichten, althans het huidige gezin uit te breiden. De nieuwe partner van de moeder heeft in [woonplaats nwe partner moeder] een twee-onder-een-kapwoning met vier slaapkamers, een tuin en een garage in eigendom. De moeder woont nu in een krappe portiekwoning in [huidige woonpl. verzoekster] , die volgens haar niet geschikt is om met een volledig gezin te bewonen, laat staan als dat gezin zal worden uitgebreid. Volgens de moeder is een woning met een vergelijkbare (woon)oppervlakte als de woning in [woonplaats nwe partner moeder] in de Randstad te duur. Het opgeven van binnen- en buitenruimte wordt door haar als onaantrekkelijk ervaren. De moeder wil liever naar [woonplaats nwe partner moeder] verhuizen, naar een woning die zij en de kinderen al kennen en leuk vinden, dan naar een nieuwe onbekende plek. Daarbij komt dat [woonplaats nwe partner moeder] een gunstige uitvalsbasis is voor het werk van de nieuwe partner.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wisselen na de komende zomervakantie allebei van school. [minderjarige 1] doet dit jaar zijn mavo-examen en zal na de zomer of naar de havo gaan of een beroepsopleiding gaan volgen. [minderjarige 2] zit thans in groep 8 van de basisschool en gaat na de zomer naar de middelbare school. De moeder is voornemens om na toewijzing van het verzoek komende zomer te verhuizen naar [woonplaats nwe partner moeder] , zodat de kinderen na de zomer kunnen instromen in hun nieuwe klas.
Volgens de moeder kan de huidige zorgregeling in stand blijven, met uitzondering van de twee maandagen in de vier weken. De moeder heeft ter compensatie aangeboden om het omgangsweekend van het eerste en het derde weekend eerder te laten ingaan dan vrijdag om 19.30 uur. Ook heeft de moeder ter zitting aangeboden dat indien de kinderen in het omgangsweekend naar een voetbalwedstrijd en/of voetbaltraining moeten, zij en haar nieuwe partner de kinderen hiervoor zullen ophalen en terugbrengen bij de vader, zodat dit voor de vader geen extra belasting is. Voorts heeft de moeder ter compensatie aangeboden dat de kinderen in de vakanties extra dagen bij de vader kunnen verblijven.
In zijn verweerschrift heeft de vader de argumenten van de moeder een voor een weersproken. Kort samengevat voert de vader het volgende verweer.
Bij een verhuizing naar [woonplaats nwe partner moeder] zullen de kinderen in de lange weekenden dat zij bij vader zijn, door de reisafstand naar school, in plaats van dinsdagochtend al zondagavond terug naar moeder moeten gaan. In het vierde weekend zouden de kinderen op zondag heen en weer moeten reizen naar de vader. Doordat de kinderen nu regelmatig op tot maandag- respectievelijk dinsdagochtend bij de vader zijn, maakt hij meer van hun dagelijks leven mee.
De vader had de kinderen liever nog meer gezien dan hij nu doet. Hij woont inmiddels samen met een nieuwe partner die ook twee kinderen heeft. Het samengestelde gezin draait goed, aldus de vader. De vader wil de huidige situatie het liefst handhaven.
Als de kinderen naar [woonplaats nwe partner moeder] verhuizen en daar lid worden van een voetbalvereniging in plaats van zoals nu in [huidige woonpl. verzoekster] , moeten de kinderen als zij bij de vader zijn op zaterdag voor voetbalwedstrijden heen en weer naar [woonplaats nwe partner moeder] worden gebracht. Dat betekent dat – ongeacht wie de kinderen haalt en brengt – zij alle dagen van het omgangsweekend in de auto zitten, hetgeen de vader een onwenselijke situatie vindt. De vader vreest dat als de kinderen verhuizen en in Brabant gaan voetballen de zorgregeling op den duur feitelijk zal worden beperkt tot om de week van zaterdagmiddag/avond tot zondagavond. Gelet op de leeftijd van de jongens, zij zijn nu 15 jaar en 11 jaar, zullen zij meer afstand tot hun ouders gaan nemen. Een verhuizing zal het voor de vader naar alle waarschijnlijkheid moeilijker maken om betrokken te blijven bij het dagelijks leven van de kinderen.
Daarnaast stelt de vader dat er geen inhoudelijk overleg heeft plaatsgevonden over de wens van de moeder om te verhuizen. Zij heeft deze wens geuit en de vader gevraagd ermee in te stemmen. De vader respecteert dat de moeder de vrijheid heeft om verder te gaan met haar leven, maar hij vraagt zich daarbij af of dat per se in [woonplaats nwe partner moeder] moet zijn. Zij kan ook met haar nieuwe partner in [huidige woonpl. verzoekster] een geschikte woning zoeken.
De door de moeder aangeboden compensatie in de zorgregeling wordt door de vader niet uitvoerbaar geacht, aangezien [woonplaats nwe partner moeder] en [huidige woonpl. verzoekster] in verschillende regio’s liggen en de schoolvakanties niet gelijklopen en de vader ook rekening heeft te houden met de vakanties van de kinderen van zijn huidige partner.
De rechtbank overweegt als volgt. De moeder heeft in beginsel het recht haar leven (opnieuw) in te richten, maar de gezamenlijke gezagsuitoefening van de ouders brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen de toestemming van de vader nodig heeft. Als de ouders hierover niet tot overeenstemming komen, zal de rechtbank op grond van artikel 1:253a BW een zodanige beslissing nemen als haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901, overweegt de rechtbank dat hieruit niet mag worden afgeleid dat het belang van het kind in kwesties als deze altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling dienen alle omstandigheden van het geval in acht te worden genomen en alle betrokken belangen te worden afgewogen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, kunnen, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder wegen.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder afwijzen. Zij motiveert dat oordeel als volgt.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat de moeder de noodzaak om te verhuizen onvoldoende heeft aangetoond.
De rechtbank begrijpt dat het voor de moeder een relatief eenvoudige en aantrekkelijke optie is om samen met de kinderen bij haar nieuwe partner in [woonplaats nwe partner moeder] in te trekken. Die woning is immers geschikt en al in het bezit van de nieuwe partner. De vraag is echter niet of de moeder voor deze relatief eenvoudige en aantrekkelijke optie mag kiezen, maar of het onder de gegeven omstandigheden noodzakelijk is om voor die optie te kiezen. In dat licht bezien is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat de moeder niet in staat is om samen met haar partner een geschikte woning in [huidige woonpl. verzoekster] te vinden. Het enkele feit dat woningen in [huidige woonpl. verzoekster] duurder zijn dan woningen in [woonplaats nwe partner moeder] maakt dit niet anders, te meer nu niet is gesteld of gebleken dat de moeder en haar nieuwe partner geen geschikte woning in [huidige woonpl. verzoekster] zouden kunnen financieren.
Voor zover de moeder heeft betoogd dat haar nieuwe partner voor zijn werk aan [woonplaats nwe partner moeder] is gebonden en niet kan verhuizen, is de rechtbank ook op dat punt van oordeel dat die stelling onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank leidt uit de stukken af dat de partner van de moeder veel reist voor zijn werk en ziet niet in waarom in dat kader van hem niet kan worden gevergd de eventuele extra reistijd die voor hem met een verhuizing naar [huidige woonpl. verzoekster] zou zijn gemoeid op de koop toe te nemen.
De rechtbank overweegt daarnaast dat tegenover het recht en het belang van de moeder om te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in te richten, het belang van de vader en de kinderen staat om onverminderd contact met elkaar te hebben in de vertrouwde omgeving en onverminderd betrokken te blijven bij elkaar. De rechtbank is van oordeel dat dat belang van de vader en de kinderen in dit geval zwaarder weegt dan dat van de moeder.
Als de kinderen naar [woonplaats nwe partner moeder] verhuizen, kan de vader hen op maandag- en dinsdagochtend niet meer naar school brengen (voor zo lang als dat nog duurt overigens, gelet op de leeftijd van de kinderen). Verder zullen de vader en de kinderen dan het samenzijn op de maandagnamiddag en –avond en dinsdagochtend missen. Deze doordeweekse contacten zijn van belang om ook met het dagelijks leven van de kinderen voeling te blijven houden. Indien de kinderen naar [woonplaats nwe partner moeder] verhuizen zullen zij – in verband met de reisafstand naar school - al op zondagavond naar hun moeder in [woonplaats nwe partner moeder] moeten gaan.
Een ander groot bezwaar dat de rechtbank in dit kader ziet bij een verhuizing van de kinderen naar [woonplaats nwe partner moeder] is gelegen in het feit dat zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] voetballen op zaterdag. Als de kinderen dan op vrijdag bij de vader zijn, moet de vader de volgende dag weer met ze naar Brabant rijden voor het voetballen. Op zondag zitten zij vervolgens weer in de auto want dan brengt de vader hen weer naar de moeder. De rechtbank vindt dit voor de kinderen een ongewenste situatie en een te zware belasting (zij gaan dan de facto in 48 uur vier maal op en neer). Het aanbod van de moeder om de kinderen op zaterdag te halen en te brengen naar de voetbal doet hier niet aan af, nu het heen en weer reizen ook dan een belasting is en alle reistijd bovendien ten koste gaat van het kwalitatieve contact van de vader met de kinderen.
Tot slot heeft de vader naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd gesteld dat een compensatie van een vermindering in de reguliere zorgregeling in de praktijk lastig haalbaar is, aangezien hij enerzijds niet zoveel vrije dagen heeft en er anderzijds sprake is van verschillende vakantieregio’s, waardoor de vakanties van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet (volledig) samenvallen met de vakanties van de kinderen van de huidige partner van de vader.
Al deze belangen tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader om dicht bij elkaar te (blijven) wonen en frequent contact te kunnen hebben in de vertrouwde omgeving in [huidige woonpl. verzoekster] , in dit geval voorrang moeten hebben op het hiervoor omschreven belang van de moeder om met de kinderen te verhuizen naar Brabant, te meer nu het de rechtbank onvoldoende is gebleken dat de moeder niet ook in [huidige woonpl. verzoekster] samen met haar nieuwe partner en met de kinderen een nieuw leven zou kunnen opbouwen.
Vervangende toestemming inschrijving scholen
Het samenhangende verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor inschrijving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op diverse scholen in Brabant zal gelet op het voorgaande eveneens worden afgewezen.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de ouders ter zitting overeengekomen zijn dat zij – in afwachting van de beslissing van de rechtbank – de kinderen voorlopig zouden inschrijven op scholen zowel in [huidige woonpl. verzoekster] als in Brabant en dat zij hier beiden hun medewerking aan zouden verlenen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de moeder af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O.F. Bouwman, H. Wien en J.C. Sluymer, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Heins als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2018.